ECLI:NL:RBZWB:2025:6574
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in het kader van een belastingaanslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een tussenwoning in Oosterhout, vastgesteld op € 273.000 per 1 januari 2023. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 245.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt of de vastgestelde waarde van de woning te hoog is. De heffingsambtenaar heeft een taxatiematrix gepresenteerd, opgesteld door een taxateur, waarin de waarde van de woning is vergeleken met referentiewoningen. De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde voldoende aannemelijk heeft gemaakt en dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is. De WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen blijven gehandhaafd.