ECLI:NL:RBZWB:2025:660
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak in Breda
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 31 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 november 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning, gelegen in Breda, vastgesteld op € 272.000 per 1 januari 2022, en had een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd voor het jaar 2023. De belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde op de waardepeildatum € 219.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 22 november 2024, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en mr. B. de Smit namens de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning heeft bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de waarde wordt vastgesteld op basis van verkoopprijzen van vergelijkbare woningen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning van de belanghebbende en de referentiewoningen. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is. De WOZ-waarde en de aanslag OZB blijven gehandhaafd, en de belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.