ECLI:NL:RBZWB:2025:6606

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
BRE - 25 _ 33
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag forensenbelasting en proceskostenvergoeding

Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 29 november 2024 een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2024 had opgelegd aan de belanghebbende voor een recreatiewoning. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van de belanghebbende ongegrond, waarna de belanghebbende in beroep ging. Tijdens de procedure heeft de belanghebbende aangegeven dat de recreatiewoning van 1 januari 2024 tot en met 22 juli 2024 verhuurd was en dat deze daarna is verkocht. De heffingsambtenaar deed een compromisvoorstel om de aanslag te vernietigen, maar de belanghebbende accepteerde dit niet vanwege onenigheid over de proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft op 16 september 2025 de zaak behandeld, waarbij de rechtbank concludeerde dat de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2024 vernietigd moest worden, omdat partijen het daarover eens waren. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende recht had op een proceskostenvergoeding, ondanks dat de heffingsambtenaar betwistte dat de belanghebbende recht had op een vergoeding voor reiskosten naar de gemeente Woensdrecht. De rechtbank stelde vast dat de belanghebbende recht had op een totale proceskostenvergoeding van € 617, bestaande uit reiskosten, verletkosten en een hotelovernachting. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 oktober 2025, waarbij de rechtbank de heffingsambtenaar ook verplichtte het griffierecht van € 53 aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/33

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats 1], belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 november 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2024 een aanslag forensenbelasting opgelegd ter zake van de recreatiewoning aan [adres] in [plaats 2].
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Belanghebbende heeft in reactie op het verweerschrift aangegeven dat de recreatiewoning van 1 januari 2024 tot en met 22 juli 2024 verhuurd was aan een derde en dat deze vervolgens is verkocht.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft daarop bij e-mail van 27 augustus 2025 een compromisvoorstel aan belanghebbende gedaan, waarbij zij voorstelt om de aanslag forensenbelasting te vernietigen en het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden. De heffingsambtenaar heeft dit compromisvoorstel op 3 september 2025 aan de rechtbank toegestuurd. Belanghebbende heeft het compromisvoorstel niet geaccepteerd omdat hij het niet eens is met de hoogte van de proceskostenvergoeding.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [naam 1] en [naam 2].

Beoordeling door de rechtbank

2. Partijen zijn het erover eens dat de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2024 moet worden vernietigd. De rechtbank zal partijen daarin volgen en deze aanslag vernietigen. Dit betekent dat het beroep gegrond is.
2.1.
Omdat het beroep gegrond is heeft belanghebbende als uitgangspunt recht op een proceskostenvergoeding. Belanghebbende wil graag een reiskostenvergoeding voor het bezoek aan de gemeente Woensdrecht op 20 januari 2025, een reiskostenvergoeding voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank op 16 september 2025, een vergoeding van zijn verletkosten van in totaal € 420 (10 uur à € 42 per uur), en een vergoeding van een hotelovernachting voorafgaand aan de zitting van in totaal € 55. De rechtbank beoordeelt hierna in hoeverre belanghebbende in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding.
Reiskostenvergoeding voor bezoek aan de gemeente Woensdrecht op 20 januari 2025
2.2.
Belanghebbende stelt dat hij recht heeft op een vergoeding van de kosten voor zijn reis naar de gemeente Woensdrecht op 20 januari 2025 omdat hij op verzoek van de Belastingsamenwerking West-Brabant en de gemeente daarnaartoe is gegaan. Volgens belanghebbende heeft de Belastingsamenwerking West-Brabant hem verzocht om een huurdersverklaring te overleggen, zodat hij zou kunnen bewijzen dat er een huurder op het adres van zijn recreatiewoning ingeschreven stond. De gemeente Woensdrecht heeft vervolgens telefonisch aangegeven dat deze verklaring alleen kon worden verkregen door middel van een persoonlijk bezoek aan het gemeentehuis omdat men zich voor het verkrijgen van een dergelijke verklaring moet legitimeren. Daarom is belanghebbende op 20 januari 2025 naar het gemeentehuis afgereisd.
2.3.
De heffingsambtenaar betwist dat de Belastingsamenwerking West-Brabant belanghebbende heeft verzocht om een huurdersverklaring te overleggen. Volgens de heffingsambtenaar is uit controle van haar administratie en uit navraag bij haar collega’s niet gebleken dat de Belastingsamenwerking West-Brabant om een dergelijke verklaring heeft verzocht. Een dergelijk verzoek zou volgens de heffingsambtenaar bovendien erg opmerkelijk zijn, omdat de Belastingsamenwerking West-Brabant in de Basisregistratie Personen zelf kan zien wie er op het adres van de recreatiewoning ingeschreven stond.
2.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende geen recht op een vergoeding van de kosten voor de reis naar Woensdrecht op 20 januari 2025. Belanghebbende heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hem is verzocht naar Woensdrecht te komen, zelfs geen afspraakbevestiging. Nu de heffingsambtenaar ontkent dat een dergelijk verzoek is gedaan en een dergelijk verzoek ook ongebruikelijk zou zijn, gaat de rechtbank uit van het standpunt van de heffingsambtenaar.
2.5.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het verzoek om een vergoeding van de kosten voor de reis naar Woensdrecht afwijst.
Proceskostenvergoeding beroepsfase
2.6.
De heffingsambtenaar stelt dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor een vergoeding van zijn kosten die samenhangen met het bijwonen van de zitting bij de rechtbank. Daartoe voert zij aan dat belanghebbende pas laat in de beroepsprocedure erop heeft gewezen dat er een huurder stond ingeschreven op het adres van zijn recreatiewoning, waardoor de heffingsambtenaar ook pas laat in de procedure een compromisvoorstel heeft kunnen doen. Verder wijst zij erop dat zij belanghebbende al (ruim) voorafgaand aan de zitting ervan in kennis heeft gesteld dat zij bereid is om de aanslag te vernietigen en het griffierecht te vergoeden. Het bijwonen van de zitting bij de rechtbank was volgens de heffingsambtenaar onnodig.
2.7.
De rechtbank stelt voorop dat belanghebbende is uitgenodigd om op zitting te verschijnen. Enkele dagen voor de zitting heeft de griffier hem nog gebeld met de vraag of de zaak zonder zitting kon worden afgedaan omdat het geschil alleen nog zag op de hoogte van de proceskostenvergoeding. Belanghebbende heeft daar geen toestemming voor gegeven. De zitting is dus niet met toepassing van artikel 8:57 van de Awb achterwege gebleven. Belanghebbende heeft het beroep, naar aanleiding van het compromisvoorstel, ook niet ingetrokken. Belanghebbende kan in dat geval dus niet worden tegengeworpen dat hij op zitting is verschenen. [1] Hem zou alleen kunnen worden tegengeworpen dat hij gedurende de beroepsprocedure er niet eerder op heeft gewezen dat er een huurder op het adres van zijn recreatiewoning stond ingeschreven, waardoor hij is uitgenodigd voor een zitting terwijl de zaak in dat geval ook schriftelijk had kunnen worden afgedaan. Dat acht de rechtbank als zodanig echter geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan een vergoeding van proceskosten achterwege kan blijven. [2] Alleen als belanghebbende dat bewust niet heeft vermeld om een (hogere) vergoeding uit te lokken zou dat anders kunnen zijn, maar dat heeft de heffingsambtenaar niet gesteld. Belanghebbende heeft dus recht op een vergoeding van zijn kosten in de beroepsfase.
2.8.
De heffingsambtenaar heeft voor dat geval uitdrukkelijk niet bestreden dat de door belanghebbende gestelde kosten voor vergoeding in aanmerking komen en evenmin heeft zij de hoogte daarvan bestreden. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase daarom vast op in totaal € 617. Dit bedrag bestaat uit € 142 aan reiskosten voor het bijwonen van de zitting (504 kilometer à € 0,28 per kilometer, € 420 aan verletkosten en € 55 voor de hotelovernachting.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2024;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van in totaal € 617;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 53 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 2 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Vgl. ook Gerechtshof Amsterdam 26 september 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2589.
2.Artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Vgl. in dat verband ook Hoge Raad 11 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1127.