ECLI:NL:RBZWB:2025:6609

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
BRE - 25 _ 64
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag leges door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in het kader van een omgevingsvergunning voor een bedrijfswoning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 oktober 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de aanslag leges van de gemeente Altena beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 17 oktober 2024 een nota leges opgelegd van € 24.990,95, welke door de belanghebbende als onterecht werd betwist. De rechtbank behandelt de zaak naar aanleiding van het bezwaar dat de belanghebbende had ingediend tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van 2 december 2024. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar terecht de leges heeft opgelegd, omdat de vergunningsaanvraag een buitenplanse afwijking vereiste. De rechtbank oordeelt dat er geen in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt bij de belanghebbende dat er minder leges in rekening zouden worden gebracht. De rechtbank wijst erop dat de uitlatingen van gemeentemedewerkers niet bindend zijn voor de heffingsambtenaar en dat de belanghebbende niet gerechtvaardigd mocht vertrouwen op een verlaging van de leges. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag leges in stand blijft. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/64

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Altena, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 december 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 17 oktober 2024 aan belanghebbende een nota leges met [aanslagnummer] (de aanslag leges) opgelegd naar een te betalen bedrag van in totaal € 24.990,95.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [naam 1].

Feiten

2. Belanghebbende heeft op 4 juli 2022 bij de gemeente Altena onder meer een schetsplan voor een te bouwen woning aan het [adres 1] in [plaats] en een revitaliseringsplan voor de nabijgelegen bedrijfslocatie ingediend.
2.1.
Een beleidsmedewerker van de gemeente Altena heeft bij e-mail van 24 oktober 2022 – voor zover hier van belang – het volgende over de bouwplannen van belanghebbende aan het team Vergunningen van de gemeente Altena bericht:
"Ik heb een vooronderzoek gehad het perceel [adres 2] te [plaats]. Het verzoek betrof het revitaliseren van de bedrijfslocatie. Ik heb de uitslag van het vooroverleg als bijlage toegevoegd. Het verzoek is dermate gewijzigd dat het nu met een reguliere Omgevingsvergunning kan, maar wil jullie toch even wat achtergrond informatie geven.
De initiatiefnemer geeft aan dat de kosten voor het toevoegen van de woning met een ruimte voor ruimte titel voor de initiatiefnemer te duur is. Op basis hiervan heeft initiatiefnemer aangegeven enkel de bestaande bedrijfswoning te willen slopen en nieuwbouwen op de locatie van de boogde nieuwe woning. De wens is om in de bestaande woning te blijven wonen, de nieuwe woning te bouwen en vervolgens de bestaande woning te slopen. Ik heb aangegeven dat initiatiefnemer hiervoor een Omgevingsvergunning kan indienen en dat jullie dit verzoek dan vervolgens oppakken. Ik heb de mailwisseling hiervan ook in de mail bijgevoegd, ter informatie."
2.2.
Een casemanager Wabo/bouwen van de gemeente Altena heeft bij e-mail van 15 november 2022 aan de architect van belanghebbende het volgende bericht:
"Er kan inderdaad een aanvraag omgevingsvergunning ingediend worden, aangezien het vooroverleg reeds heeft plaatsgevonden op deze manier."
2.3.
Belanghebbende heeft op 18 april 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een bedrijfswoning aan het [adres 1] in [plaats].
2.4.
De gemeente heeft bij brief van 9 mei 2023 aan belanghebbende aangegeven dat de aanvraag een buitenplanse afwijking nodig maakt en dat daarvoor de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (de uitgebreide procedure) moet worden gevolgd. Daarover hebben vervolgens op verschillende momenten gesprekken plaatsgevonden tussen belanghebbende en de gemeente.
2.5.
Belanghebbende heeft een verslag gemaakt van een bespreking op 6 november 2023 tussen hem en drie medewerkers van de gemeente, [naam 2], [naam 3] en [naam 4]. Belanghebbende heeft dit verslag aan hen toegestuurd. In dat verslag staat – voor zover hier van belang – het volgende:
" Extra leges voor uitgebreide procedure ter hoogte van €12.832,40:
Ik geef aan dat deze extra leges voor het onderliggende bouwplan buitensporig hoog zijn. In 2013 bedroegen de leges voor de wijziging van het bestemmingsplan voor de bouw van een nieuwe stal €2.903,-.
Bij de bouw van 10 woningen kan ik me dat voorstellen maar niet voor de geringe afwijking van het bestemmingsplan voor het onderliggende bouwplan.
[naam 2], [naam 3] en [naam 4] zijn het daarmee eens.
Zij geven aan dat bekeken is hoe deze zouden kunnen worden voorkomen. (…)
Als ik wist dat ik een uitgebreide procedure zou moeten volgen, had ik ook een iets grotere woning laten tekenen om net iets meer ruimte te hebben als ik bijv, met een rolstoel door de woning moet.
Een verlaging van het bedrag aan leges zal op zijn plaats zijn.
Hier wordt mee ingestemd. [naam 2] of [naam 3] hebben echter niet de bevoegdheid om deze leges aan te passen. [naam 2] geeft aan dat ik op het moment dat de leges mij worden opgelegd, ik hier bezwaar tegen kan aantekenen bij de heffingsambtenaar.
Gemaakte afspraken:
  • Ik pas de ruimtelijke onderbouwing aan
  • Gemotiveerd wordt aan mij teruggekoppeld of eventueel nog een archeologisch onderzoek noodzakelijk is
  • Korting op leges voor uitgebreide procedure wordt ondersteund."
2.6.
Belanghebbende heeft op 7 augustus 2025 een anterieure overeenkomst ondertekend, waarin - voor zover hier van belang - het volgende staat vermeld:
"
Artikel 4. Bijdrage ruimtelijke ontwikkeling/kosten
1. De initiatiefnemer betaalt:
a. de gemeentelijke leges (conform de legesverordening) voor de planologische procedure, van in totaal € 12.832,40 (Legesverordening 2023). Hierin zijn niet begrepen de leges voor de overige activiteiten in de (omgevings)vergunning. De planologische procedure zal in ieder geval niet worden gestart alvorens de betaling van dit genoemde bedrag is voldaan.
2. Het in deze overeenkomst onder lid 1 a vermelde bedrag is gebaseerd op de Legesverordening 2023 van gemeente Altena, omdat de aanvraag voor het starten van de planologische procedure in 2023 is ontvangen.3. Indien betaling niet heeft plaatsgevonden vóór afloop van de in deze overeenkomst genoemde termijn is de initiatiefnemer van rechtswege in verzuim. De initiatiefnemer is in dat geval de wettelijke rente (zoals bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek) verschuldigd over het niet betaalde bedrag vanaf de datum van aanvang van het verzuim tot aan de dag van algehele betaling."
2.7.
De omgevingsvergunning is op 17 oktober 2024 aan belanghebbende verleend.
2.8.
De aanslag leges is als volgt opgebouwd:
Afwijken bestemmingsplan, grote afwijking
€ 12.832,40
OB-bodemrapport milieu
€ 326,35
OB-bodemrapport archeologie
€ 629,05
OB-activiteit bouwen
€ 10.986,50
OB-activiteit aanleggen
€ 216,65
€ 24.990,95

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht een bedrag aan leges van € 12.832,40 ter zake van de buitenplanse afwijking aan belanghebbende in rekening heeft gebracht. Ook beoordeelt de rechtbank of bij belanghebbende het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat er minder leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een buitenplanse afwijking in rekening zou worden gebracht. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten van belanghebbende, de beroepsgronden.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar terecht een bedrag aan leges van € 12.832,40 ter zake van de buitenplanse afwijking aan belanghebbende in rekening gebracht. Bij belanghebbende is geen in rechte te beschermen vertrouwen gewekt dat daaraan in de weg staat. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

4. Vaststaat dat de vergunningsaanvraag, zoals die is ingediend, een buitenplanse afwijking nodig maakt. Belanghebbende zou dat in deze procedure graag ter discussie willen stellen, maar dat kan niet. Daarvoor had belanghebbende bezwaar moeten maken tegen de vergunning zelf. Tijdens de zitting heeft belanghebbende toegelicht waarom dat destijds niet is gebeurd. De rechtbank heeft daar begrip voor, maar dat neemt niet weg dat belanghebbende dit punt in het kader van de procedure tegen de aanslag leges niet alsnog kan opwerpen.
4.1.
Omdat de vergunningsaanvraag een buitenplanse afwijking [1] nodig maakt, is belanghebbende in beginsel de leges als opgenomen in onderdeel 2.3.3.3 van de Tarieventabel, behorende bij de Verordening leges 2023 van de gemeente Altena, verschuldigd. Het bedrag aan leges van € 12.832,40 is als uitgangspunt dus terecht aan belanghebbende in rekening gebracht.
4.2.
Belanghebbende stelt dat door uitlatingen van medewerkers van de gemeente Altena – zoals vastgelegd in het gespreksverslag van 6 november 2023 – bij hem het vertrouwen is gewekt dat er voor de buitenplanse afwijking een lager bedrag aan leges aan hem in rekening zou worden gebracht. Dat vertrouwen is volgens belanghebbende gerechtvaardigd, omdat dergelijke uitlatingen de indruk wekken dat verlaging in beginsel mogelijk is; anders zouden die uitlatingen niet zijn gedaan. Vanuit dat vertrouwen heeft belanghebbende ook afgezien van bezwaar tegen de vergunning. Was vanaf het begin duidelijk geweest dat verlaging van leges niet mogelijk is, dan had hij wel bezwaar gemaakt tegen de vergunning.
4.3.
Met wat belanghebbende stelt, doet hij een beroep op het zogenoemde vertrouwensbeginsel. Een geslaagd beroep daarop kan ertoe leiden dat de aanslag leges moet worden verminderd. In dit geval slaagt dat beroep echter niet. Voor het vaststellen van de aanslag leges is uitsluitend de heffingsambtenaar bevoegd en niet de medewerkers van de gemeente. Hun uitlatingen kunnen de heffingsambtenaar in principe niet binden. Dat kan in sommige gevallen anders zijn, maar niet hier. Uit het verslag van het gesprek van 6 november 2023 blijkt immers hooguit dat gesproken is over het doen van een inspanning om de leges te verlagen. Een toezegging tot inspanning is echter niet hetzelfde als een toezegging tot verlaging van de leges. Daarbij is door de gemeentemedewerkers ook duidelijk gemaakt dat zij daartoe niet bevoegd waren. Onder deze omstandigheden kon en mocht belanghebbende er redelijkerwijs niet van uitgaan dat er een lager bedrag aan leges aan hem in rekening zou worden gebracht.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag leges in stand blijft. Omdat het beroep ongegrond is krijgt belanghebbende het griffierecht niet terug en krijgt hij ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 6 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo.