Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 4.053,50, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- € 220,78, voor vergoeding van parkeer- en reiskosten;
- € 268,85, voor vergoeding van vermogensschade;
- € 340,00, als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- de aantekening van het mondelinge vonnis van de kantonrechter van 26 februari 2024 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
- de overige stukken in het raadkamerdossier.
2.De beoordeling
€ 4.053,50is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
van
€ 3,18billijk en zal dit bedrag toewijzen.
€ 268,85verzocht voor inkomstenderving. Verzoeker heeft ter onderbouwing hiervan stukken overgelegd. Gelet daarop acht de rechtbank het verzoek voldoende onderbouwd en zal de rechtbank dit bedrag toewijzen.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 5.005,53zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Gimbrère International Advocaten, onder vermelding van “20240144 [verzoeker]/OM”.