ECLI:NL:RBZWB:2025:6611

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
RK 24-006020
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding op basis van artikel 530 Sv voor reis- en verblijfskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 augustus 2024 een verzoekschrift behandeld dat was ingediend op 6 maart 2024, waarin de verzoeker een schadevergoeding vroeg voor reis- en verblijfskosten op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.M.J. Joris, was niet aanwezig bij de zitting, maar zijn advocaat overhandigde een ondertekende versie van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. R. Jacobs, stelde dat het verzoek ontvankelijk was en dat het volledig toegewezen kon worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift tijdig was ingediend en dat het ontbreken van een handtekening was hersteld.

De rechtbank heeft vervolgens de inhoud van het verzoek beoordeeld. Op basis van artikel 530 Sv kan een gewezen verdachte een vergoeding krijgen voor gemaakte kosten in verband met de behandeling van de zaak. De rechtbank heeft de kosten van rechtsbijstand en de forfaitaire kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand van € 1.476,27 voldoende onderbouwd was en billijk werd bevonden. Daarnaast werd een bedrag van € 680,00 toegekend voor de kosten van de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer.

De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.156,27. Dit bedrag zal worden overgemaakt op naam van Stichting Beheer Derdengelden Asselt & Broere Strafrechtadvocaten. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/143813-23
rk-nummer: 24-006020
Beslissing op het verzoek ex artikel 530 Sv van:
[verzoeker]
geboren op [datum] 1987 te [plaats] ([land])
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A.M.J. Joris, Molenstraat 10, 4701 JS Roosendaal

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 6 maart 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.476,27, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de beschikking van de enkelvoudige raadkamer van 6 december 2023 waarbij het klaagschrift ex artikel 552a Sv van verzoeker gegrond is verklaard;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 6 augustus 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. R. Jacobs en mr. A.M.J. Joris als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De advocaat van verzoeker heeft in raadkamer een door verzoeker ondertekende versie van het verzoekschrift overgelegd. Ten aanzien van de datum van indiening van het verzoekschrift voert de advocaat van verzoeker aan dat het verzoekschrift op 6 maart 2024 rond 17:30 uur is per e-mail bij de griffie van deze rechtbank is ingediend en verzoeker pas op 17 december 2023 kennis heeft genomen van de gegrond verklaring van het klaagschrift aangezien deze beschikking pas op die datum in het advocatenportaal zichtbaar was.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker ontvankelijk is en dat het verzoekschrift geheel kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd door gegrondverklaring van het klaagschrift.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat het klaagschrift in behandeling was bij de rechtbank.
Ingevolge artikel 529 lid 2 Sv moet het verzoek binnen 3 maanden na het eindigen van de zaak worden ingediend. Het klaagschrift van verzoeker is op 6 december 2023 gegrond verklaard, de indieningstermijn eindigt in dit geval dus op 6 maart 2023. De rechtbank stelt vast dat de advocaat van verzoeker het verzoekschrift op 6 maart 2023 om 17:34 uur per e-mail bij de griffie van deze rechtbank heeft ingediend. Het verzoekschrift is dus tijdig ingediend. Het ontbreken van een handtekening van verzoeker is hersteld met de in raadkamer overgelegde ondertekende versie van het verzoekschrift. De rechtbank verklaart verzoeker dan ook ontvankelijk in zijn verzoek.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend van de reis- en verblijfskosten die voor het onderzoek en de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Er kan ook een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden. Tot slot kan ook de een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
De Hoge Raad heeft op 16 juni 2020 [1] geoordeeld dat op grond van artikel 530 Sv ook vergoeding gevraagd kan worden van de rechtsbijstandskosten gemaakt in een klaagschriftprocedure. Volgens artikel 534, eerste en vierde lid, Sv wordt een schadevergoeding toegekend als, en voor zover, de rechtbank dat billijk vindt. De rechtbank houdt daarbij rekening met alle omstandigheden.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 1.476,27is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.156,27‬, bestaande uit:
- € 1.476,27 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.156,27zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Asselt & Broere Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “Schadevergoeding [verzoeker]/OM”.
Deze beslissing is op 20 augustus 2024 genomen door mr. R.J.H. Goossens rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van
20 augustus 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.