ECLI:NL:RBZWB:2025:6618

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
RK 24-014492
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding reis- en verblijfskosten ex artikel 530 Sv

Op 20 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding van reis- en verblijfskosten op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was op 11 juni 2024 ingediend door de verzoeker, die woonachtig is in Frankrijk en niet in de gelegenheid was om bij de zitting aanwezig te zijn. De advocaat van de verzoeker, mr. D.A. Souisa, heeft de gedeclareerde kosten van rechtsbijstand en de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift onderbouwd. De officier van justitie, mr. R. Jacobs, refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedeclareerde kosten van € 2.873,75 voor rechtsbijstand en € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer billijk zijn. De rechtbank overweegt dat de werkzaamheden van de advocaat noodzakelijk waren om het beslag terug te krijgen bij de verzoeker. De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van de schadevergoeding toegewezen tot een totaalbedrag van € 3.553,75, dat overgemaakt zal worden op naam van Stichting Beheer Derdengelden Sneep Advocaten.

Tegen deze beslissing staat voor zowel het Openbaar Ministerie als de verzoeker de mogelijkheid open om binnen respectievelijk veertien dagen en een maand hoger beroep in te stellen bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk-nummer: 24-014492
Beslissing op het verzoek ex artikel 530 Sv van:
[verzoeker]
geboren op [datum] 2004
woonplaats kiezende op het kantoor van mr. D.A. Souisa, Stationslaan 1 a2 4815 GW Breda

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 11 juni 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.873,75, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het e-mailbericht inhoudende de kennisgeving van teruggave van het beslag van 17 april 2024;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie en
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 6 augustus 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. R. Jacobs en mr. D.A. Souisa als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De advocaat van verzoeker heeft aangevoerd dat de gedeclareerde werkzaamheden na de kennisgeving van de teruggave van het beslag vanwege de omstandigheden van het geval geheel voor vergoeding in aanmerking komen. Verzoeker woont namelijk in Frankrijk en is de Nederlandse en Engelse taal niet machtig. De werkzaamheden die de advocaat van verzoeker heeft verricht waren noodzakelijk om het beslag ook daadwerkelijk bij verzoeker terug te krijgen.
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd door intrekking van het klaagschrift, nadat het in beslag genomen goed was teruggegeven.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat het klaagschrift in behandeling was bij de rechtbank.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend van de reis- en verblijfskosten die voor het onderzoek en de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Er kan ook een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden. Tot slot kan ook de een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
De Hoge Raad heeft op 16 juni 2020 [1] geoordeeld dat op grond van artikel 530 Sv ook vergoeding gevraagd kan worden van de rechtsbijstandskosten gemaakt in een klaagschriftprocedure. Volgens artikel 534, eerste en vierde lid, Sv wordt een schadevergoeding toegekend als, en voor zover, de rechtbank dat billijk vindt. De rechtbank houdt daarbij rekening met alle omstandigheden.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 2.873,75is door de advocaat van verzoeker in raadkamer in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank overweegt hierbij dat de gedeclareerde kosten ná de kennisgeving van sepot in dit geval geheel kunnen worden toegekend omdat deze werkzaamheden noodzakelijk zijn gebleken om het beslag daadwerkelijk bij verzoeker terug te krijgen. De rechtbank zal daarom het gehele bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 3.553,75‬, bestaande uit:
- € 2.873,75 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
3.553,75‬ zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Sneep Advocaten, onder vermelding van “[verzoeker] / OM DS”.
Deze beslissing is op 20 augustus 2024 genomen door mr. R.J.H. Goossens rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van
20 augustus 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.