Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
Geldlening u/g [gedaagde] / [eiser]
De rente bedraagt 5%. Er zijn geen zekerheden gesteld , noch is een aflossingsschema overeengekomen. Het saldo van de geldlening u/g is in gelijke delen een vordering op de heer [gedaagde] en de heer [eiser] .’
3.Het geschil
€ 4.802,18. In april 2022 heeft hij de slotsom van € 15.419,70 voldaan. Hij heeft dus
€ 20.867,52 meer afgelost dan [gedaagde] . [gedaagde] moet de helft daarvan aan hem terugbetalen, dus € 10.433,76.
4.De beoordeling
- griffierecht € 244,00
- kosten dagvaardingsexploot € 129,86
- salaris gemachtigde € 1.015,00 (2,5 punt à € 406,00)
- nakosten