ECLI:NL:RBZWB:2025:6647

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
4 oktober 2025
Zaaknummer
C/02/436430 / FARK 25-2985
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Kraats
  • mr. Snatersen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats van een minderjarige in een internationale context

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 oktober 2025 uitspraak gedaan over de wijziging van het hoofdverblijf van een minderjarige, geboren in 2009, die voorheen bij haar vader in Nederland woonde. De minderjarige heeft via een informele rechtsingang verzocht om bij haar moeder in [plaats 2] in [land 2] te mogen wonen. De ouders zijn gescheiden en de minderjarige heeft sinds 2017 bij de moeder gewoond, maar is na een wijziging van het hoofdverblijf in 2023 bij de vader komen wonen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige zich niet comfortabel voelt bij de vader en dat de spanningen tussen hen zijn toegenomen. Na gesprekken met de minderjarige en de betrokkenen, waaronder de Raad voor de Kinderbescherming, is de kinderrechter tot de conclusie gekomen dat het in het belang van de minderjarige is om haar hoofdverblijf bij de moeder te vestigen. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om de communicatie en het contact tussen de minderjarige en haar vader te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders zijn geïnformeerd over de mogelijkheden tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/436430 / FA RK 25-2985
Datum uitspraak: 2 oktober 2025
beschikkingop de vraag van de minderjarige door middel van een informele rechtsingang
[minderjarige],
hierna te noemen [minderjarige] ,
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ( [land 1] ),
wonende in [plaats 1] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader] ,
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats 1] ,
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een voor de rechtbank onbekend adres in [plaats 2] ( [land 2] ).
De Raad voor de Kinderbescherming, Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, is op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) betrokken in de zaak om de kinderrechter over de vraag van de minderjarige te adviseren.
1. Het verloop van de zaak
1.1 Op 19 mei 2025 heeft de rechtbank een e-mailbericht ontvangen van [minderjarige] .
1.2 De kinderrechter heeft op 26 augustus 2025 met [minderjarige] gesproken over haar
e-mailbericht. [minderjarige] is bijgestaan door een tolk in de Engelse taal. Bij dit gesprek was tevens de heer [naam 1] , werkzaam als procesregisseur [organisatie] , aanwezig ter ondersteuning van [minderjarige] .
1.3 Naar aanleiding van dit gesprek heeft de kinderrechter de ouders, de Raad en de heer [naam 1] uitgenodigd voor een zitting. Deze zitting heeft plaatsgevonden op
11 september 2025. Hierbij zijn een medewerkster van de Raad en de heer [naam 1] verschenen. De moeder heeft via een Teams-verbinding aan de zitting deelgenomen. Zij is bijgestaan door een tolk in de Engelse taal. De vader is niet verschenen.
1.4 Na de zitting van 11 september 2025 is gebleken dat aan de vader een (deels) incorrecte oproep was verzonden voor die zitting. Naar aanleiding hiervan is een nieuwe zitting op 30 september 2025 gepland om de vader alsnog in de gelegenheid te stellen zijn mening over de vraag van [minderjarige] naar voren te brengen. Bij deze zitting zijn de vader, een medewerkster van de Raad en de heer [naam 1] verschenen. De moeder heeft via een Teams-verbinding aan de zitting deelgenomen. Beide ouders zijn bijgestaan door een tolk in de Engelse taal.
1.5 De kinderrechter heeft op 30 september 2025 opnieuw met [minderjarige] gesproken over hetgeen tijdens voormelde zittingen is besproken. Tijdens dit gesprek was de heer [naam 1] (wederom) aanwezig ter ondersteuning van [minderjarige] .
1.6 De kinderrechter heeft, naast het e-mailbericht van [minderjarige] , de volgende van belang zijnde stukken ontvangen:
- het e-mailbericht van de [school 1] van 21 augustus 2025 en een overzicht van de datalimiet van het telefoonabonnement van [minderjarige] , ingebracht door [minderjarige] tijdens het gesprek op 26 augustus 2025;
- het e-mailbericht van [minderjarige] van 1 september 2025 met als bijlagen het verslag van het [jeugdbescherming] West-Brabant van 18 augustus 2025, de reactie van de vader op dit verslag, het schoolrapport van [minderjarige] van 3 juli 2025 van de [school 1] , de aanbevelingsbrief die [naam 2] , werkzaam als MYP Coördinator op de [school 1] , voor [minderjarige] heeft opgesteld ten behoeve van haar deelname aan [groep] Council en een afschrift van enkele Whatsapp-berichten tussen de vader en [minderjarige] ;
- de beschikking van de rechtbank te Edinburgh, Schotland, van 22 november 2025, ingebracht door de medewerkster van de Raad tijdens de zitting van 11 september 2025;
- het e-mailbericht van de moeder van 16 september 2025, met als bijlage de brief van de [school 2] van 12 september 2025 waarin bevestigd wordt dat [minderjarige] ingeschreven kan worden op deze school en deel kan nemen aan het schoolprogramma;
- het e-mailbericht van de heer [naam 1] van 30 september 2025, met als bijlagen een kopie van de geboorteakte van [minderjarige] , een kopie van het paspoort van de vader en een (handgeschreven) verklaring van de vader van 30 september 2025 waarin hij aan [minderjarige] toestemming verleend voor het aanvragen van een Chinees visum en voor het reizen naar [plaats 2] .

2.De feiten

2.1
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest van [datum 1] 2009 tot [datum 2] 2017. Voorafgaand aan dit huwelijk is [minderjarige] geboren.
2.2
De vader heeft [minderjarige] erkend. De kinderrechter gaat er vanuit dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3
[minderjarige] heeft vanaf 2017 haar hoofdverblijf bij de moeder gehad, eerst in Nederland en daarna in Schotland.
2.4
Bij beschikking van de rechtbank te Edinburgh, Schotland, van 22 november 2023 is het hoofdverblijf van [minderjarige] gewijzigd naar de vader in Nederland, waarbij is bepaald dat [minderjarige] onderwijs zal volgen op de [school 1] en dat de moeder en [minderjarige] gerechtigd zijn tot contact met elkaar voor minimaal honderd dagen per jaar en dagelijks indirect contact voor minstens dertig minuten.
2.5
Naar aanleiding van voormelde beschikking is [minderjarige] eind 2023 bij de vader in Nederland komen te wonen. Zij volgt onderwijs op de [school 1] . De moeder is in [plaats 2] in [land 2] gaan wonen.
2.6
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 mei 2025 is bepaald dat de moeder met ingang van 1 mei 2024 ten behoeve van [minderjarige] aan de vader een bedrag van € 799,- per maand moet voldoen.
2.7
In de zomervakantie van 2025 heeft [minderjarige] gedurende zes weken verbleven bij de moeder in [land 1] . Na deze vakantie is [minderjarige] niet meer terug gegaan naar de vader en heeft zij op verschillende plekken in Nederland verbleven. Sinds 19 september 2025 verblijft [minderjarige] in een pleeggezin in [plaats 1] .
2.8
De ouders bezitten de Hongaarse nationaliteit. [minderjarige] bezit in ieder geval de Hongaarse nationaliteit.

3.De vraag

3.1
[minderjarige] vraagt de kinderrechter te bepalen dat zij voortaan bij haar moeder (in [plaats 2] in [land 2] ) in plaats van haar vader (in [plaats 1] in Nederland) woont.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1
Aangezien [minderjarige] in het buitenland is geboren, zij haar gewone verblijfplaats heeft gehad in het buitenland en [minderjarige] en de ouders (in ieder geval) de Hongaarse nationaliteit hebben, draagt deze zaak een internationaal karakter. Gelet op deze internationale aspecten moet de kinderrechter eerst vast stellen of de rechtbank rechtsmacht toekomt en welk recht van toepassing is op de vraag van [minderjarige] , voordat de kinderrechter toekomt aan de inhoudelijke beoordeling daarvan.
4.2
Op grond van artikel 7 lid 1 van de Verordening Brussel II-ter zijn in zaken betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe. Op grond van artikel 265 Rv is de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, relatief bevoegd nu [minderjarige] haar woonplaats heeft in het arrondissement van deze rechtbank.
4.3
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is om op de vraag van [minderjarige] te beslissen, zal op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 het Nederlands recht op de vraag worden toegepast.
Informele rechtsingang
4.4
[minderjarige] heeft de kinderrechter een vraag gesteld via de zogenaamde informele rechtsingang. De informele rechtsingang biedt een kind van twaalf jaar en ouder een eigen toegang tot de rechtbank. Op informele wijze, zoals bijvoorbeeld met een brief, e-mailbericht of telefoontje, kan een kind een vraag aan de kinderrechter stellen. Niet alle vragen van een kind kunnen door de kinderrechter via de informele rechtsingang worden behandeld. Een kind kan alleen gebruik maken van de informele rechtsingang als dat in de wet is bepaald.
4.5
De kinderrechter begrijpt dat [minderjarige] de kinderrechter vraagt om haar hoofdverblijfplaats van de vader naar de moeder te wijzigen. In de wet is bepaald dat de rechtbank op verzoek van een minderjarige van twaalf jaar of ouder ambtshalve een beslissing kan nemen over (1) het toekennen van eenhoofdig gezag, (2) omgang en informatie of (3) de verdeling van de zorg- en opvoedtaken. In artikel 1:253a lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW) wordt artikel 1:377g BW van overeenkomstige toepassing verklaard. Hieruit leidt de kinderrechter af dat de in artikel 1:377g BW genoemde informele rechtsingang voor minderjarigen van twaalf jaar en ouder ook open staat voor minderjarigen die een ambtshalve beslissing wensen betreffende het in artikel 1:253a lid 2 onder b BW genoemde hoofdverblijf. [minderjarige] kan daarom worden ontvangen in haar vraag.
Wijziging hoofdverblijfplaats
4.6
De kinderrechter heeft [minderjarige] op 26 augustus 2025 gesproken naar aanleiding van haar e-mailbericht. Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] aangegeven dat zij nog altijd achter hetgeen zij in haar e-mailbericht heeft geschreven staat. Zij wil graag bij haar moeder in [plaats 2] in [land 2] wonen in plaats van bij haar vader in [plaats 1] in Nederland.
4.7
Hierover is op twee zittingen gesproken, te weten op 11 september 2025 en op
30 september 2025. Tijdens beide zittingen is uitgebreid gesproken over de vraag van [minderjarige] en zijn alle betrokkenen in de gelegenheid gesteld hun standpunt daarover naar voren te brengen.
4.8
Voor de kinderrechter is op basis van het e-mailbericht van [minderjarige] , de gesprekken die zij met haar heeft gevoerd, het verhandelde ter zittingen alsook de diverse schriftelijke informatie die is ingebracht, vast komen te staan dat [minderjarige] al langere tijd, in ieder geval vanaf begin van dit jaar, de wens uitspreekt om bij haar moeder in [plaats 2] te gaan wonen. Zij voelt zich niet comfortabel in de thuissituatie van haar vader. De spanningen tussen de vader en [minderjarige] zijn in de afgelopen maanden dusdanig zodanig opgelopen dat [minderjarige] , ondanks de betrokkenheid van hulpverlening waaronder het [jeugdbescherming] West-Brabant, sinds de zomervakantie niet meer bij de vader woont. Na haar terugkomst uit [land 1] heeft zij op verschillende plekken in Nederland verbleven, waarbij een terugkeer van [minderjarige] naar de vader door [minderjarige] zelf en de betrokken instanties niet als een optie werd en wordt gezien. Het is de ouders in de afgelopen periode niet gelukt om de situatie voor [minderjarige] te verbeteren. Zij voeren een aanhoudende strijd met elkaar en zijn daardoor niet in staat om samen te werken en zaken met betrekking tot [minderjarige] te regelen. [minderjarige] is hierdoor door haar ouders in een zeer vervelende positie geplaatst, waarbij zij als zestienjarige zelf de verantwoordelijkheid op zich heeft moeten nemen om tot een oplossing van de voorliggende situatie te komen. De kinderrechter acht dit een zeer schrijnende situatie, en is van oordeel dat beide ouders [minderjarige] hiermee ernstig te kort hebben gedaan. Zij acht het zeer knap dat [minderjarige] zich tot op heden staande heeft kunnen houden, zonder dat haar schoolgang hieronder heeft geleden. Integendeel, gebleken is dat [minderjarige] een zeer gemotiveerde excellente student is die over vele talenten en capaciteiten beschikt en naast de reguliere schoolvakken op de [school 1] aan verschillende extra uitdagende, verrijkende (school)ontwikkelprogramma’s deelneemt en zelfs haar eigen “after school club(s)” heeft geïnitieerd.
4.9
Met de Raad is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] erg [organisatie] is voor haar leeftijd en dat haar manier van denken en handelen overeenkomt met dat van een volwassene. Zij heeft alle opties tegen elkaar afgewogen, en heeft goed nagedacht over een wijziging van haar verblijf van de vader naar de moeder. [minderjarige] is al langere tijd consequent in haar wens om bij haar moeder in [plaats 2] te kunnen gaan wonen. De kinderrechter is met de Raad van oordeel dat [minderjarige] in deze wens niet alleen zeer serieus moet worden genomen, maar daarin ook gevolgd moet worden. [minderjarige] voelt zich al langere tijd niet gelukkig en comfortabel bij haar vader in Nederland, en dit heeft zijn weerslag gehad op haar gezondheid. Sinds dat [minderjarige] niet meer bij de vader verblijft gaat het met haar, ondanks de stressvolle situatie waarin zij zich nog altijd bevindt, mentaal en lichamelijk beter. De moeder is in staat om [minderjarige] in [plaats 2] te ontvangen en de zorg voor [minderjarige] te combineren met haar werk. De moeder beschikt over een appartement in [plaats 2] , waar zij en [minderjarige] samen kunnen verblijven. De werkgever van de moeder voorziet voor een groot deel in de kosten die de moeder voor [minderjarige] zal moeten dragen, waaronder onder andere schoolkosten en kosten voor de zorgverzekering. In de omgeving waar de moeder woont zijn voor [minderjarige] diverse voorzieningen beschikbaar, zoals een huisarts, een tandarts, sportvoorzieningen etcetera. De moeder heeft geregeld dat [minderjarige] ingeschreven kan worden op de [school 2] , waar [minderjarige] - eveneens conform haar wens - haar huidige schoolprogramma kan voortzetten. Deze school is vanaf de woning van de moeder te bereizen voor [minderjarige] . Ter zitting is voorts gebleken dat de vader, hoewel hij nog altijd zorgen heeft over [minderjarige] en haar welzijn en vindt dat zij daarvoor hulpverlening moet krijgen, een verblijf van [minderjarige] bij de moeder in [plaats 2] kan accepteren en daar zijn emotionele toestemming voor kan geven aan [minderjarige] .
4.1
Tijdens de zitting van 30 september 2025 zijn met de ouders en de heer [naam 1] afspraken gemaakt over de uitwisseling van stukken die benodigd zijn om een Chinees visum voor [minderjarige] aan te vragen voor haar verblijf in [plaats 2] en om [minderjarige] in staat te stellen de reis naar [plaats 2] te maken. De vader heeft toegezegd hieraan zijn medewerking te verlenen.
4.11
De kinderrechter heeft [minderjarige] op 30 september 2025 opnieuw gesproken. Tijdens dit gesprek heeft [minderjarige] te kennen gegeven dat zij nog steeds de wens heeft om bij haar moeder in [plaats 2] te wonen. Zij kijkt daar zeer naar uit, en heeft aangegeven erg blij te zijn dat haar ouders hierover overeenstemming met elkaar hebben bereikt. Daarbij realiseert [minderjarige] zich dat een verblijf bij de moeder in [plaats 2] een grote wijziging van haar huidige woon- en leefomgeving met zich brengt, maar zij ziet dit - evenals de kinderrechter - met vertrouwen tegemoet. [minderjarige] heeft veel in haar mars, functioneert op hoog niveau en heeft vanaf jonge leeftijd al in verschillende landen verbleven vanwege het werk van haar ouders waardoor zij gewend is om zich aan te passen aan een andere woon- en leefomgeving. Zij kijkt ernaar uit op de [school 2] weer nieuwe mensen te ontmoeten.
4.12
Gelet op het voorgaande, is de kinderrechter van oordeel dat een wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] van de vader naar de moeder in haar belang is te achten. Conform het advies van de Raad en met instemming van beide ouders zal de kinderrechter dan ook ambtshalve bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] voortaan bij de moeder in [plaats 2] in [land 2] is. Dit betekent dat [minderjarige] naar [plaats 2] mag verhuizen, dat er toestemming is voor de reis van [minderjarige] naar [plaats 2] die zij hoogstwaarschijnlijk in oktober 2025 zal maken, en om [minderjarige] uit te schrijven uit de gemeentelijke basisadministratie (BRP) in Nederland en in te schrijven op het adres van de moeder in [plaats 2] in [land 2] , alsmede dat [minderjarige] mag worden ingeschreven op de [school 2] . Uit het
e-mailbericht van de heer [naam 1] van 30 september 2025 maakt de kinderrechter op dat de vader, conform de op de zitting van 30 september 2025 gemaakte afspraken, de voor [minderjarige] benodigde stukken voor bovenvermelde handelingen overlegt en hieraan zijn medewerking verleent.
4.13
Tot slot wenst de kinderrechter [minderjarige] veel geluk bij haar moeder in [land 2] . Zij hoopt dat [minderjarige] snel haar plekje bij de moeder in [plaats 2] gaat vinden, en met evenveel plezier en motivatie als op de [school 1] deel gaat nemen aan het schoolprogramma van de [school 2] . Het is voorts aan de ouders en [minderjarige] hoe zij het onderlinge contact tussen [minderjarige] en de vader en tussen [minderjarige] en haar jongere broertje [broertje], die woonachtig is bij de vader in [plaats 1] , gaan vormgeven. Deze vraag ligt namelijk niet aan de kinderrechter voor. Tijdens het gesprek op 30 september 2025 is de kinderrechter gebleken dat [minderjarige] ’s behoefte aan contact met [broertje] groot is. Ondanks dat [minderjarige] en [broertje] op afstand van elkaar komen te wonen, zullen de ouders er zorg voor moeten dragen dat zij een fijn en regelmatig contact met elkaar kunnen hebben. Beide ouders moeten zich hiervoor inspannen.
4.14
De kinderrechter beslist als volgt.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
bepaalt ambtshalve - onder wijziging van de beschikking van de rechtbank te Edinburgh, Schotland, van 22 november 2023 - dat de [minderjarige] , geboren in [geboorteplaats] , [land 1] , op [geboortedag] 2009, voortaan haar hoofdverblijf heeft bij de moeder in [plaats 2] , [land 2] , hetgeen inhoudt dat [minderjarige] mag verhuizen naar de moeder in [plaats 2] , dat er toestemming is voor de reis van [minderjarige] naar [plaats 2] , en om [minderjarige] uit te schrijven uit de gemeentelijke basisadministratie (BRP) in Nederland en in te schrijven op het adres van de moeder in [plaats 2] in [land 2] , alsmede dat [minderjarige] mag worden ingeschreven op de [school 2] ;
5.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van de Kraats, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. Snatersen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Voor zover in deze beschikking één of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, kan tegen deze beschikking hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof:
a. namens de minderjarige door zijn wettelijk vertegenwoordiger of de bijzondere curator: binnen 3 maanden na de dag van de beschikking;
b. door de minderjarige zelf als zijn aanvraag ziet op de benoeming van een bijzondere curator: binnen 3 maanden na de dag van de beschikking;
c. door de anderen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden: binnen 3 maanden na de dag van de beschikking;
d. door andere belanghebbenden: binnen 3 maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op een andere manier bekend is geworden. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.