ECLI:NL:RBZWB:2025:6657

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
C/02/439874 / JE RK 25-1676
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van verslavingsproblematiek van de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2025. De Raad voor de Kinderbescherming Zeeland West Brabant heeft op 17 september 2025 een verzoek ingediend om de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, vanwege de verslavingsproblematiek van de moeder. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij de moeder, haar advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en de Gecertificeerde Instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder belast is met het ouderlijk gezag en dat er eerder al voorlopige ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen hebben plaatsgevonden. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd door de verslavingsproblematiek van de moeder, ondanks haar positieve ontwikkelingen in de afgelopen tijd. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar toegewezen, met ingang van 30 september 2025, en verklaard dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. Borm, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/439874 / JE RK 25-1676
Datum uitspraak: 30 september 2025
Beschikking ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING ZEELAND WEST BRABANT, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad.
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2025 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.T.K. Davidse te Middelburg,
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de Raad van 17 september 2025 met bijlagen, ontvangen op 17 september 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, via een online verbinding, bijgestaan door haar advocaat in de zittingszaal;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 7 juli 2025 is de toen nog ongeboren [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 7 juli 2025 en tot 21 juli 2025. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden. Bij beschikking van 18 juli 2025 is de voorlopige ondertoezichtstelling van de toen nog ongeboren [minderjarige] verlengd met ingang van 21 juli 2025 en tot 7 oktober 2025.
2.3.
Bij beschikking van 6 augustus 2025 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de toen nog ongeboren [minderjarige] in een voorziening voor 24-uurszorg verleend met ingang van 6 augustus 2025 en tot 20 augustus 2025. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden. Bij beschikking van 15 augustus 2025 is de machtiging tot uithuisplaatsing van de toen nog ongeboren [minderjarige] in een voorziening voor 24-uurszorg verlengd met ingang van 20 augustus 2025 en tot 7 oktober 2025.
2.4.
[minderjarige] verblijft sinds 12 september 2025 met de moeder bij [verslavingszorg] te [plaats].

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek en verwijst voor de onderbouwing daarvan naar de overgelegde stukken. Daaruit blijkt, kort samengevat, dat [minderjarige] vanwege de verslavingsproblematiek van de moeder ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Deze problematiek vormt een bedreiging voor de verzorging, de fysieke en emotionele veiligheid en de stabiliteit van [minderjarige] , Ondanks dat de moeder bereid is, is zij vanwege de problematiek op dit moment onvoldoende in staat om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] op eigen kracht weg te nemen. Daarom is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] noodzakelijk voor de duur van twaalf maanden. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling benoemt de Raad dat de moeder de afgelopen tijd zeer positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Daarvoor verdient zij een groot compliment.
4.2.
Door en namens de moeder wordt ingestemd met het verzoek van de Raad. Het gaat erg goed met moeder en met de pasgeboren [minderjarige] . Moeder is al enige tijd clean en rookt al drie weken niet meer. Zij is erg blij met de kans die zij heeft gekregen om het traject bij [verslavingszorg] aan te gaan en aldaar met [minderjarige] te verblijven, en wil zich hier vol voor blijven inzetten. Zij stemt ook in met alle hulpverlening en ondersteuning en kan zich vinden in een ondertoezichtstelling als stok achter de deur, zodat er indien nodig snel extra hulpverlening kan worden ingezet om er voor te zorgen dat het goed blijft gaan met [minderjarige] . Desgevraagd benoemt de moeder dat er nog geen duidelijkheid is ontstaan over wie de biologische vader van [minderjarige] is. Moeder heeft haar netwerk van de geboorte van [minderjarige] op de hoogte gesteld, maar zij heeft sindsdien nog niets van de eventuele vader van [minderjarige] gehoord.
4.3.
De GI kan zich vinden in het verzoek van de Raad. Er is de afgelopen tijd een mooie start gemaakt en die lijn moet verder worden doorgezet.

5.De beoordeling

Het wettelijk kader
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
- de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
- de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
De inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal [minderjarige] daarom onder toezicht stellen van de GI voor de verzochte duur van een jaar, met ingang van 30 september 2025 en tot 30 september 2026. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Uit de overgelegde stukken begrijpt de kinderrechter dat de moeder al zeer lange tijd is belast met een forse verslavingsproblematiek en dat eerdere interventies en een klinische behandeling in het verleden niet tot een bestendige verbetering van deze problematiek hebben geleid. Ook tijdens de zwangerschap van [minderjarige] heeft de moeder veelvuldig diverse middelen gebruikt, waaronder alcohol en Flakka. Ondanks dat er nog geen goed zicht is op de impact daarvan op [minderjarige] , is de kinderrechter met de Raad van oordeel dat deze problematiek van de moeder een bedreiging vormt voor de verzorging, de fysieke en emotionele veiligheid en de stabiliteit van [minderjarige] .
5.4.
De kinderrechter is verder van oordeel dat de moeder op dit moment weliswaar bereid, maar onvoldoende in staat is om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] op eigen kracht weg te nemen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is het de kinderrechter gebleken dat de moeder de afgelopen tijd enorme stappen heeft gezet. Zij verblijft nu al even bij [verslavingszorg] te [plaats], is al enige tijd clean en is gestopt met roken. Ook ziet de moeder in dat zij hulp en behandeling nodig heeft en wil zij zich daarvoor (blijven) inzetten. Dit vindt de kinderrechter een zeer positieve ontwikkeling en daarvoor verdient de moeder een groot compliment. Tegelijkertijd is deze ontwikkeling nog erg pril en is de kans op een terugval in middelengebruik gelet op het verleden niet uitgesloten. Ook zal het traject bij [verslavingszorg] de komende tijd het nodige van de moeder gaan vergen. Vanwege al het voorgaande acht de kinderrechter de komende tijd regievoering en hulpverlening in het gedwongen kader nodig.
5.5.
Voor de komende periode verwacht de kinderrechter dat er in ieder geval wordt gewerkt aan de volgende, door de Raad geformuleerde doelen:
  • [minderjarige] groeit op in een veilige en stabiele opvoedomgeving waar moeder/ouders/verzorgers fysiek en emotioneel beschikbaar voor hem zijn;
  • [minderjarige] wordt niet belast met de persoonlijke problematiek van moeder;
  • [minderjarige] heeft duidelijkheid over wie zijn vader is, welke rol vader gaat vervullen en ouders zijn in staat constructief met elkaar te communiceren;
  • [minderjarige] heeft de mogelijkheid om een hechtingsrelatie aan te gaan met zijn moeder/ouders/verzorgers/netwerk.
5.6.
Aangezien het traject van de moeder bij [verslavingszorg] zo’n zes tot negen maanden zal beslaan en er daarnaast tijd nodig is om de bovengenoemde doelen te realiseren, acht de kinderrechter een termijn van twaalf maanden passend voor de ondertoezichtstelling.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.7.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland voor de duur van een jaar, met ingang van 30 september 2025 en tot 30 september 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025 door mr. Borm, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 2 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.