ECLI:NL:RBZWB:2025:6658

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
25/47
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Op 6 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Veere. De zaak betreft een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd. De heffingsambtenaar had op 27 december 2024 de naheffingsaanslag van € 86,70 opgelegd, bestaande uit € 10 aan belasting en € 76,70 aan kosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende op 6 mei 2024 geparkeerd stond op een parkeerplaats waarvoor een parkeervergunning vereist was, maar niet beschikte over deze vergunning. De rechtbank oordeelde dat het parkeren zonder vergunning geen overtreding is in de zin van de Wet Mulder, omdat er een mogelijkheid was om een dagkaart aan te schaffen. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat de kosten voldoende waren onderbouwd door de heffingsambtenaar. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de naheffingsaanslag gehandhaafd blijft. De belanghebbende kreeg geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/47

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde])
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 27 december 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd van € 86,70, bestaande uit een bedrag van € 10 aan belasting en € 76,70 aan kosten van de naheffingsaanslag (hierna: de naheffingsaanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Feiten

2. De auto van belanghebbende met het [kenteken] (hierna: de auto) stond op 6 mei 2024 geparkeerd op een parkeerplaats aan de [straat] in Domburg.
2.1.
Tijdens een controle omstreeks 17:14 uur is door een parkeercontroleur geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan voor het parkeren aan de [straat] in Domburg. Naar aanleiding van deze constatering is aan belanghebbende de naheffingsaanslag opgelegd (zie 1.1.).
2.2.
De kosten van de naheffingsaanslag zijn berekend op grond van de ‘Verordening parkeerbelastingen gemeente Veere 2024’ (de Verordening) in samenhang met het ‘Kostenbesluit naheffingsaanslagen parkeerbelastingen 2024’ (het kostenbesluit).
2.3.
In het kostenbesluit zijn de totale kosten ter zake van het opleggen van naheffingsaanslagen in 2024 op € 1.162.000 begroot. Er wordt daarnaast uitgegaan van in totaal 10.500 naheffingsaanslagen, dit aantal is gebaseerd op het aantal in het voorgaande jaar uitgeschreven naheffingsaanslagen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende heeft opgelegd. Meer specifiek beoordeelt de rechtbank of het parkeren zonder een daartoe bestemde parkeervergunning een overtreding in de zin van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften is en of de heffingsambtenaar de kosten van de naheffingsaanslag voldoende heeft onderbouwd.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

4. Niet in geschil is dat belanghebbende op 6 mei 2024 geparkeerd stond aan de [straat] in Domburg op een parkeerplaats die door het college van Burgemeesters en Wethouders is aangewezen als een parkeerplaats waarvoor een parkeervergunning vereist is,
en dat belanghebbende niet beschikte over de vereiste parkeervergunning. Belanghebbende stelt dat het parkeren op een parkeerplaats zonder een daartoe bestemde parkeervergunning een overtreding is in de zin van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wet Mulder). De heffingsambtenaar betwist dit en stelt dat sprake is van een gefiscaliseerde parkeerplaats, waar een dagkaart kan worden aangeschaft voor het parkeren, en het daarmee geen locatie is die valt onder de Wet Mulder.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het parkeren, zonder een daartoe vereiste vergunning, op een parkeerplaats waarvoor een dagkaart kan worden aangeschaft, geen overtreding die valt onder de Wet Mulder. De stelling van belanghebbende slaagt niet nu, zoals volgt uit Bijlage 1 bij de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2024 (hierna: de Verordening), ter plaatse geen parkeerverbod geldt en aldaar geparkeerd kan worden door het kopen van een dagkaart bij de parkeerautomaat. Belanghebbende beschikte niet over de vereiste dagkaart ten tijde van het parkeren. Nu vaststaat dat voor het parkeren aan de [straat] in Domburg te weinig parkeerbelasting is voldaan betekent dit dat de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd.
4.2.
Belanghebbende voert verder aan dat het nageheven uurtarief van € 10 bij de naheffingsaanslag niet kan worden gehanteerd, nu aan de [straat] in Domburg, waarvoor een parkeervergunning vereist is, geen uurtarief is vastgesteld. Volgens belanghebbende mag een dergelijk tarief niet worden afgeleid van het tarief van een dagkaart. De heffingsambtenaar betwist dit en stelt dat het uurtarief is vastgesteld conform artikel 11 lid 3 van de Verordening parkeerbelasting 2024. Nu vaststaat dat de [straat] in Domburg is gelegen in een gebied waarvoor een parkeervergunning geldt en tevens een dagkaart kan worden aangeschaft, kan naar het oordeel van de rechtbank het uurtarief worden vastgesteld conform de door de heffingsambtenaar gehanteerde Verordening.
4.3.
In geschil is voorts of de gemeente Veere kan worden tegengeworpen dat zij de kosten van de naheffingsaanslag niet deugdelijk heeft onderbouwd. Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar de kosten niet voldoende heeft onderbouwd omdat enkel wordt verwezen naar het reeds openbare kostenbesluit. Uit deze gegevens blijkt volgens belanghebbende niet voldoende hoe de kosten van de naheffingsaanslag zijn opgebouwd en uit welke bron de gegevens afkomstig zijn. De heffingsambtenaar betwist de stellingen van belanghebbende en stelt dat slechts bepaalde kosten mogen worden toegerekend aan de naheffingsaanslag zoals vastgelegd in het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen, en dat aan belanghebbende op meerdere momenten informatie is verstrekt waaruit de onderbouwing van deze kosten blijkt. De heffingsambtenaar stelt voorts dat hij ervan is uitgegaan dat belanghebbende voldoende was geïnformeerd, aangezien belanghebbende niet heeft gereageerd op het laatste bericht met extra informatie en hij tijdens het hoorgesprek heeft aangegeven dat uit het kostenbesluit blijkt dat de kostendekking van de gemeente onder de 100% ligt.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van berekening en de maximale hoogte van de kosten die ter zake van het opleggen van een naheffingsaanslag in rekening worden gebracht. De gemeenteraad stelt het bedrag van deze kosten vast. [2] De rechtbank overweegt voorts dat de bewijslast met betrekking tot de deugdelijkheid van de kostenraming bij de heffingsambtenaar ligt. Deze heeft de volgende onderbouwing van de kosten van de naheffingsaanslag overgelegd:
4.5 De heffingsambtenaar heeft naar het oordeel van de rechtbank met de hiervoor vermelde onderbouwing, alhoewel deze summier is, voldoende inzicht verschaft in de opbouw van de naheffingskosten. Met deze onderbouwing heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat hierin uitsluitend kostenposten zijn begrepen die op grond van artikel 2 van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen daarin opgenomen mogen worden, waarbij de rechtbank vaststelt dat de gemeente geen overheadkosten in aanmerking heeft genomen. Het enkele feit dat de heffingsambtenaar niet per deelcomponent heeft aangegeven wat de specifieke kosten zijn, maakt niet dat deze onderbouwing daarom onjuist is. Er bestaat volgens de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de hiervoor vermelde gegevens te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar de naheffingskosten van € 76,70 in rekening mogen brengen, omdat dit bedrag lager is dan het maximumbedrag dat volgt uit de kostenonderbouwing van de gemeente Veere.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd en gehandhaafd blijft. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 oktober 2025 door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van R.M.P. Dees, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Zie artikel 234, zesde lid, van de Gemeentewet in samenhang met artikel 2, tweede lid van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen.