ECLI:NL:RBZWB:2025:6668
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Breda
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 oktober 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 12 juli 2024 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een tussenwoning in Breda, vastgesteld op € 419.000 per 1 januari 2023, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2024. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. R.W.B. van Middelaar en mr. C.Z.A.M. Ŝkanderová, betwistte deze waardebepaling en stelde dat de waarde op de waardepeildatum € 327.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 10 september 2025 de zaak behandeld, waarbij de heffingsambtenaar, vertegenwoordigd door mr. L.J. Boone, de taxatiematrix presenteerde die de waarde onderbouwde. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen en dat de taxatiematrix de beschikte waarde kan onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning en de aanslag OZB niet te hoog zijn vastgesteld. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de beschikking en de aanslag in stand blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.