ECLI:NL:RBZWB:2025:6678

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 25/2754
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake Wet open overheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres, een B.V. uit [plaats], heeft ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen. Eiseres stelt dat het college niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar, dat op 20 november 2024 door de rechtbank naar het college is verwezen, tegen het besluit van 16 mei 2024 op haar verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 5 februari 2024. De rechtbank heeft het college op 18 juni 2025 verzocht om de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen, maar het college heeft hieraan geen gehoor gegeven. Hierdoor heeft de rechtbank op basis van de bij haar bekende stukken uitspraak gedaan zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het college niet tijdig heeft beslist. Het college moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens moet het college het griffierecht van € 385,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en openbaar gemaakt op 30 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2754

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats], eiseres,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het college volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar, dat op 20 november 2024 door de rechtbank naar het college is verwezen, tegen het besluit van 16 mei 2024 op eiseres haar verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 5 februari 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
2.1.
De rechtbank heeft het college op 18 juni 2025 verzocht om de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen en op 5 september 2025 heeft de rechtbank het college – op zijn verzoek – hiervoor twee weken uitstel verleend. Tot op heden heeft het college hieraan geen gehoor gegeven. Dit betekent dat de rechtbank op basis van de bij haar bekende stukken, ingediend door eiseres, uitspraak zal doen.
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Het college moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is
.Omdat de rechtbank het bezwaarschrift pas op 20 november 2024, na de afloop van de bezwaartermijn, naar het college heeft verwezen, dient de beslistermijn berekend te worden vanaf de dag na die waarop het bezwaar door het college is ontvangen. [2] In dit geval dient de beslistermijn dan berekend te worden vanaf 21 november 2024, omdat de rechtbank het bezwaar met verzending van de uitspraak van 19 november 2024 op 20 november 2024 heeft verwezen naar het college. Omdat er een adviescommissie is, geldt in dit geval een termijn van twaalf weken. [3] Het college had dus uiterlijk op 13 februari 2025 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft het college op 12 maart 2025 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
4. Omdat het college nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het college de onder 4. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het college de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die volgens de wet vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- ;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 385,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 30 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2136, r.o. 17.2.
3.Dit staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb.