ECLI:NL:RBZWB:2025:6722
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Sluiting van een pand en omringende percelen op grond van de Opiumwet
Op 8 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over de sluiting van een pand en omringende percelen voor de duur van twaalf maanden op basis van de Opiumwet. De eisers, waaronder [eiser 1] B.V., [eiser 2], en [eiser 3], zijn het niet eens met deze sluiting en hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van Vlissingen, die het bezwaar van eisers ontvankelijk had verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2025 behandeld, waarbij de burgemeester en zijn gemachtigde aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester het bezwaar van eisers ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelt dat eisers geen belanghebbenden zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat hun belang afgeleid is van de contractuele relatie met [B.V.], die als gebruiker van de percelen is aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de sluiting van de bedrijfspercelen gericht was aan [B.V.] en dat eisers geen zelfstandig eigen belang hebben bij het besluit tot sluiting. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft ook bepaald dat de burgemeester het griffierecht van € 385,- aan eisers moet vergoeden en hen een proceskostenvergoeding van € 1.814,- moet betalen, omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.