ECLI:NL:RBZWB:2025:6723
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag op basis van co-ouderschap en ouderschapsplan
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 oktober 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) ongegrond verklaard. Eiser had verzocht om kinderbijslag voor zijn zoon, omdat er sinds 5 september 2022 sprake zou zijn van co-ouderschap. De Svb had de aanvraag afgewezen, omdat de zoon nog steeds bij de moeder woont, en co-ouderschap op zich niet automatisch recht geeft op kinderbijslag. Eiser was het hier niet mee eens en voerde verschillende beroepsgronden aan.
De rechtbank beoordeelt of de Svb terecht de aanvraag heeft geweigerd. De rechtbank concludeert dat de Svb dit terecht heeft gedaan, omdat het ouderschapsplan uit 2014 bepaalt dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben. De rechtbank stelt vast dat de afspraken in het ouderschapsplan niet zijn gewijzigd door latere uitspraken van de rechtbank. De rechtbank wijst erop dat, hoewel er co-ouderschap is, dit niet automatisch leidt tot recht op kinderbijslag voor eiser, omdat de afspraken over het hoofdverblijf en de kinderbijslag in het ouderschapsplan nog steeds van kracht zijn.
Eiser had ook aangevoerd dat hij recht heeft op 50% van de kinderbijslag, maar de rechtbank oordeelt dat de Svb geen ruimte had om de kinderbijslag te splitsen, gezien de bestaande afspraken. De rechtbank benadrukt dat de feitelijke situatie van co-ouderschap niet relevant is voor de vraag of het hoofdverblijf van de zoon is gewijzigd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op kinderbijslag voor zijn zoon vanaf het vierde kwartaal van 2022. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.