ECLI:NL:RBZWB:2025:6725

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
C/02/427778 FA RK 24-4853
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Baggel
  • mr. De Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake levensonderhoud en verblijfsoverstijgende kosten in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 oktober 2025, gaat het om een verzoek van de man en de vrouw in het kader van hun echtscheiding en de financiële verplichtingen ten aanzien van hun minderjarige kinderen. De man verzoekt om een verklaring voor recht dat de vrouw verblijfsoverstijgende kosten moet betalen, en om vergoeding van een bedrag van € 3.104,43 dat hij heeft voorgeschoten. De vrouw verzoekt op haar beurt om een bedrag van € 1.847,68 van de man voor bijzondere kosten van de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw verantwoordelijk is voor de verblijfsoverstijgende kosten, zoals eerder bepaald in een beschikking van het gerechtshof Den Bosch. De rechtbank wijst de verzoeken van de man en de vrouw af, met uitzondering van de vordering van de man tot betaling van € 1.382,90 door de vrouw, die is vastgesteld op basis van de door de man gemaakte kosten voor de kinderen. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht, cluster Familie
Breda
Zaaknummer: C/02/427778 FA RK 24-4853
7 oktober 2025
beschikking betreffende levensonderhoud
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.Ch. Osté,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.L.P. Heuts.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de op 12 juli 2024 uitgebrachte dagvaarding met bijlagen;
- het door de rechtbank op 16 oktober 2024 gewezen vonnis, waarin de zaak is verwezen naar het team Familie- en Jeugdrecht, cluster Familie, van de rechtbank en is bepaald dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure;
- het op 19 november 2024 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen;
- het op 13 december 2024 ontvangen verweer op zelfstandig verzoek tevens houdende gewijzigd verzoek met bijlagen;
- het op 10 februari 2025 ontvangen verweer op gewijzigd verzoek met bijlagen;
- de brief van mr. Heuts van 15 juli 2025 tevens houdende aanvullend zelfstandig verzoek met bijlage.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 18 augustus 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten.

2.De feiten

2.1.
Op grond van de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van 20 augustus 2009 tot 28 maart 2017;
- uit hun huwelijk zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2010,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2012;
- partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen;
- de minderjarigen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw;
- partijen oefenen een co-ouderschapsregeling uit, waarbij de minderjarigen de ene week bij de vrouw en andere week bij de man verblijven.
2.2.
Bij beschikking van 17 juni 2021 heeft het gerechtshof Den Bosch, conform de
tussen partijen gemaakte afspraak, bepaald dat de door de man ten behoeve van de
minderjarigen te betalen onderhoudsbijdrage met ingang van 1 mei 2021 nader wordt
vastgesteld op nihil. Voorts heeft het gerechtshof, voor zover nu van belang, onder
rechtsoverweging 3.4 van haar beschikking opgenomen dat partijen het volgende zijn
overeengekomen:
- Alle verblijfsoverstijgende kosten zullen door de vrouw worden betaald.
- De man ontvangt kleding voor de kinderen voor de periode dat zij bij hem verblijven, welke door de man (lees: de vrouw) zal worden aangeschaft. Deze worden door beide partijen gedeeld en gaan mee op en neer. Afgesproken is dat dit gaat om de volgende kledingstukken per kind:
* een seizoensgebonden kleding wissel-set inclusief een paar schoenen;
* een zomer- en winterjas (inclusief handschoenen, sjaal en muts);
* kleding, schoenen en benodigdheden ten behoeve van sport en gym;
* twee setjes extra bovenkleding, zodat de kinderen voldoende kleding hebben om de week bij de man te kunnen verblijven;
* de man kan zo nodig zelf nog aanvullende kleding kopen voor de periode dat de kinderen bij hem verblijven.
Het gerechtshof heeft daarbij overwogen dat hetgeen partijen over de kosten van de kinderen
zijn overeengekomen hen wel bindt, maar zich niet leent voor opneming daarvan in het
dictum van de beschikking.
2.3.
Bij beschikking van 23 april 2024 heeft de rechtbank, voor zover nu van belang, de over en weer door partijen ingediende verzoeken aangaande de verdeling van de verblijfsoverstijgende kosten en de bijzondere kosten van de minderjarigen afgewezen.

3.De verzoeken

3.1.
De man verzoekt, samengevat:
- voor recht te verklaren dat de vordering met de genoemde onderwerpen zoals door hem opgesteld, verblijfsoverstijgende kosten zijn die door de vrouw moeten worden voldaan;
- de vrouw te veroordelen om een bedrag van € 3.104,43 te voldoen, zijnde de verblijfsoverstijgende kosten die de man heeft voldaan en voor rekening van de vrouw dienen te komen;
- de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure en de nakosten.
3.2.
De vrouw verzoekt, samengevat:
- de man te veroordelen om binnen twee weken na de datum van de beschikking een bedrag van € 1.847,68 aan de vrouw te voldoen ter zake vergoeding van zijn helft van de bijzondere kosten voor de minderjarigen tot op heden;
- te bepalen dat de man ook in de toekomst bij helfte dient bij te dragen richting de vrouw in de bijzondere kosten zijnde niet vergoede medische kosten van de minderjarigen;
- de man te veroordelen in de proceskosten van de vrouw.

4.De beoordeling

Verzoeken van de man met betrekking tot de verblijfsoverstijgende kosten
4.1.
De man legt het volgende aan zijn verzoeken ten grondslag. Het gerechtshof Den Bosch heeft in haar beschikking van 17 juni 2021, conform de door partijen gemaakte afspraak, vastgelegd dat de vrouw alle verblijfsoverstijgende kosten moet betalen, met gespecificeerde afspraken aangaande kleding- en sportbenodigdheden. De man hoopte rust te creëren door in de laatste procedure bij de rechtbank te verzoeken om bij ieder van partijen één kind in te schrijven en daarmee alle kosten en toeslagen evenredig te verdelen. De rechtbank heeft echter bij beschikking van 23 april 2024 besloten de huidige zorgregeling en financiële regeling te continueren en heeft bevestigd dat de vrouw alle verblijfsoverstijgende kosten moet voldoen, waarbij de vrouw er ook zorg voor moet dragen dat de kinderen de spullen die bij haar worden gebruikt ook bij de man kunnen gebruiken. De man wilde zijn vordering betreffende de verblijfsoverstijgende kosten uit het verleden laten zitten indien de vrouw zich voortaan aan de bestaande afspraken zou gaan houden. Aangezien de vrouw zich nog steeds het recht voorbehoudt allerlei kanttekeningen te plaatsen, wil de man dat de vrouw alsnog de door hem betaalde verblijfsoverstijgende kosten aan hem vergoedt. Tot op heden komen deze kosten neer op een bedrag van € 3.104,43.
4.2.
De vrouw voert verweer en stelt het volgende. De door de man gevorderde kosten zijn geen kosten die de vrouw moet voldoen. De vrouw is financieel verantwoordelijk voor de verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen en zij bepaalt dus ook wat er wel en niet wordt gekocht als noodzakelijke kosten voor de kinderen. De vrouw heeft ingestemd met een nihilstelling van de door de man te betalen kinderalimentatie, omdat zij hoopte dat dit eraan zou bijdragen dat de man wel bereid was de nodige zaken voor de kinderen te regelen, vooral in zijn weken. Zij hoopte ook dat als zij de reguliere kosten zou dragen, de man bereid zou zijn om in ieder geval de bijzondere kosten samen met haar te voldoen. De man heeft overigens tijdens de in het kader van de vorige procedure gehouden mondelinge behandeling aangegeven dat zijn vordering ter zake de verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen kan worden weggestreept tegen de vordering van de vrouw ter zake de bijzondere kosten.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat beide partijen op de mondelinge behandeling hebben aangegeven dat voor de beoordeling uitgangspunt is de afspraken die zijn vastgelegd in de beschikking van het gerechtshof Den Bosch van 17 juni 2021 (vgl. r.o. 2.2. hiervoor). Zij zijn het er dus met elkaar over eens dat de vrouw de verblijfsoverstijgende kosten voldoet.
Ten aanzien van de kleding van de kinderen zijn partijen ter zitting nog nader overeengekomen dat de kinderen zèlf de kleding zullen inpakken die zij in de periode dat zij bij de man verblijven willen aantrekken en nodig hebben. Die kleding gaat vervolgens ook weer mee terug met de kinderen als zij naar de vrouw gaan en de kinderen zullen die kleding zelf tussen partijen wisselen door deze met hen mee naar school te nemen.
4.4.
De rechtbank merkt, wellicht ten overvloede, op dat in het Rapport alimentatienormen is opgenomen dat de ouder bij wie het kind het hoofdverblijf heeft voor de verblijfsoverstijgende kosten ter beschikking heeft: 30% van het eigen aandeel in de kosten van de kinderen (de behoefte volgens de Tabel eigen aandeel van ouders in de kosten van de kinderen) vermeerderd met de kinderbijslag.
In zijn algemeenheid hecht de rechtbank er verder aan om in dit verband op te merken dat indien de man een verplichting aangaat ten behoeve van de kinderen zonder dat de vrouw hiermee instemt, hij er niet zonder meer vanuit kan gaan dat de betreffende kosten als verblijfsoverstijgend door de vrouw aan hem dienen te worden vergoed. Anderzijds is het ook niet enkel aan de vrouw om hierover te beslissen. Op de zitting is dit ook met partijen besproken. Bekeken is hoe partijen hun communicatie daarover kunnen bevorderen, maar het is partijen niet gelukt om daarover tot overeenstemming te komen.
4.5.
De man heeft bij zijn dagvaarding een overzicht van de door hem betaalde - naar zijn mening verblijfsoverstijgende - kosten in het geding gebracht. De vrouw heeft in haar verweerschrift deze kosten opgedeeld in verschillende categorieën. Aangezien de man deze categorieën vervolgens ook heeft aangehouden in zijn na de dagvaarding ingediende processtukken, zal de rechtbank voor de overzichtelijkheid hierna ook uitgaan van deze categorieën, waarbij de rechtbank toetst aan de hiervoor vermelde afspraak tussen partijen.
Sportkleding en -benodigdheden
4.5.1.
Partijen zijn het erover eens dat de kosten van de sportkleding en -benodigdheden van de kinderen voor rekening van de vrouw komen. Desondanks heeft de man sportspullen voor de kinderen gekocht. Hij stelt dat de vrouw, ondanks herhaalde verzoeken, niet de nodige sportkleding en -benodigdheden met de kinderen meegeeft en dat hij daarom noodgedwongen zelf spullen heeft moeten aanschaffen. De vrouw heeft echter gemotiveerd betwist dat de aanschaf van extra sportkleding noodzakelijk was. In het licht daarvan heeft de man zijn stelling onvoldoende concreet nader toegelicht en onderbouwd. Nu daarmee de noodzaak voor de aanschaf van extra sportkleding niet is gebleken, dienen de kosten van de door de man aangeschafte spullen voor zijn rekening te blijven.
Voetbalcontributie [voetbalclub 1]
4.5.2.
De man verzoekt om vergoeding van de door hem van het eerste kwartaal van 2022 tot het derde kwartaal van 2024 betaalde contributie ter zake het lidmaatschap van de kinderen bij [voetbalclub 1] . De vrouw is van mening dat de door de man betaalde contributie voor zijn rekening moet blijven, omdat de man er zonder haar toestemming voor heeft gekozen om de kinderen in te schrijven bij [voetbalclub 1] en zij financieel niet in staat is om de volledige contributie van twee voetbalclubs te betalen.
Vast staat dat de vrouw sinds het derde kwartaal van 2024 de contributie ter zake het lidmaatschap van de kinderen bij zowel [voetbalclub 1] als bij [voetbalclub 2] voldoet en dat zij sindsdien bij beide clubs slechts de helft van de contributie hoeft te betalen. Het verzoek van de man ziet op een periode daaraan voorafgaand.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw de in de periode daarvoor door de man betaalde contributie aan de man moet vergoeden. In dit verband wordt overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat de voetbalcontributie van de kinderen een verblijfsoverstijgende kostenpost is. De voetbalcontributie moet dus, conform de afspraak tussen partijen, in beginsel door de vrouw worden voldaan. Verder is in aanmerking genomen dat de kinderen eerst lid zijn geworden van [voetbalclub 1] en later pas, op initiatief van de vrouw, van [voetbalclub 2] . Verder is gesteld noch gebleken dat de kinderen nog andere sporten dan voetbal beoefenen.
Volgens het door de man overgelegde kostenoverzicht komt de door de man betaalde voetbalcontributie in de periode van het eerste kwartaal van 2022 tot het derde kwartaal van 2024 uit op een bedrag van in totaal € 935,50. Aangezien de in het kostenoverzicht genoemde bedragen niet door de vrouw zijn betwist, zal de rechtbank van een totaalbedrag van € 935,50 uitgaan.
Kinderfeestjes
4.5.3.
Partijen zijn het er ter zitting over eens geworden dat de man voortaan de cadeaus van de kinderfeestjes zal betalen, voor zover deze feestjes in de weken vallen dat de kinderen bij hem zijn. De man heeft aangegeven dat hij de in het verleden door hem bekostigde cadeaus niet meer van de vrouw vergoed hoeft te krijgen.
Opwaardering telefoons kinderen
4.5.4.
De rechtbank is van oordeel dat de kosten van (het gebruik van) de telefoons van de kinderen verblijfsoverstijgende kosten betreffen. Deze kosten komen daarom, conform de in de beschikking van het gerechtshof Den Bosch van 17 juni 2021 neergelegde afspraak van partijen, voor rekening van de vrouw. In de hiervoor vermelde beschikking van 23 april 2024 heeft de rechtbank op dit punt ook al overwogen dat de vrouw de kinderen in staat moet stellen om hun spullen, zoals hun telefoon mee te nemen naar de man.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vrouw de gebruikskosten echter pas verschuldigd vanaf het moment dat partijen het erover eens zijn dat de kinderen een eigen telefoon hebben. Door de man is onweersproken gesteld dat hij [minderjarige 1] voor zijn tiende verjaardag (op [geboortedag 1] 2020) een telefoon heeft gegeven en dat de vrouw, zoals ook blijkt uit de overgelegde correspondentie tussen partijen, een paar maanden daarna een andere telefoon aan [minderjarige 1] heeft gegeven. Vanaf eind 2020 zijn partijen het er dus over eens dat [minderjarige 1] een eigen telefoon heeft dan wel gebruikt. Vanaf eind 2020 komen de kosten het telefoongebruik van [minderjarige 1] naar het oordeel van de rechtbank als verblijfsoverstijgende kosten dan ook voor rekening van de vrouw. Indien de telefoon die [minderjarige 1] van de vrouw heeft gekregen steeds mee op en neer zou zijn gegaan tussen partijen, waren de gebruikskosten van die telefoon in de weken van de man doorgelopen en ook voor rekening van de vrouw gekomen. De door de man vanaf eind 2020 betaalde kosten van opwaardering van de telefoon van [minderjarige 1] moeten daarom door de vrouw aan de man worden vergoed. Uit het door de man in het geding gebrachte kostenoverzicht, welk overzicht niet door de vrouw is betwist, komen deze kosten neer op een bedrag van in totaal € 80,=. Voor wat betreft [minderjarige 2] heeft de vrouw aangegeven dat zij pas vanaf het moment dat [minderjarige 2] naar de middelbare school gaat (schooljaar 2024/2025) ermee instemt dat [minderjarige 2] een eigen telefoon heeft. Vanaf dat moment bekostigt de vrouw de telefoon van [minderjarige 2] ook. Nu niet is aangetoond dat partijen tot de aanvang van het schooljaar 2024/2025 overeenstemming hadden over het gebruik van een eigen telefoon door [minderjarige 2] , moeten de door de man tot dat moment gemaakte kosten van opwaardering van de telefoon van [minderjarige 2] voor rekening van de man blijven.
De rechtbank gaat er vanuit dat zoals de vrouw ter zitting heeft aangegeven de telefoons van de kinderen nu mee op en neer gaan en geen sprake meer is van 2 telefoons per kind.
Remedial teaching (RT) [minderjarige 2]
4.5.5.
Vast staat dat de man op enig moment in overleg met de vrouw (3 x € 50,=) heeft bijgedragen in de kosten van de RT van [minderjarige 2] . De man wil dat de vrouw de door hem betaalde bijdragen aan hem terugbetaalt. De rechtbank gaat aan deze stelling voorbij omdat een deugdelijke grondslag voor dit verzoek ontbreekt. De man heeft namelijk nagelaten voor die terugbetaling een grondslag aan te voeren, terwijl hij wel erkent dat hij destijds in onderling overleg met de vrouw welbewust tot de betreffende betalingen is overgegaan.
Fiets [minderjarige 1]
4.5.6.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aanschafkosten van een fiets in beginsel verblijfsoverstijgende kosten die door de vrouw moeten worden gedragen. In de hiervoor vermelde beschikking van 23 april 2024 heeft de rechtbank op dit punt ook al overwogen dat de vrouw de kinderen in staat moet stellen om hun spullen, zoals hun fiets mee te nemen naar de man.
De vrouw stelt echter dat partijen tijdens een mediationtraject hadden afgesproken dat de man een nieuwe fiets voor [minderjarige 1] zou kopen voor de middelbare school. Toen de fiets van [minderjarige 1] al kapot ging in groep 8 en de man weigerde een nieuwe fiets te kopen, heeft de vrouw zelf een nieuwe fiets voor [minderjarige 1] gekocht. Zij heeft [minderjarige 1] de fiets niet mee laten nemen naar de man, omdat ze daartoe alleen bereid was als de man de helft van de kosten van deze fiets zou betalen. De man was daartoe niet bereid.
De man betwist dat partijen een dergelijke afspraak hebben gemaakt. In mediation zijn partijen uiteindelijk niet tot definitieve afspraken gekomen. Omdat hij de kosten van de door vrouw aangeschafte nieuwe fiets onnodig hoog vond en [minderjarige 1] geen fiets had bij hem thuis, heeft hij ervoor moeten kiezen zelf een andere fiets voor [minderjarige 1] te kopen. De kosten met betrekking tot deze tweedehands fiets wil hij van de vrouw terug.
De rechtbank overweegt dat de vrouw, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de man, haar stelling – dat de man de (helft van de) fiets voor [minderjarige 1] zou betalen - onvoldoende nader heeft toegelicht en onderbouwd en dat deze afspraak dus niet is komen vast te staan. Wel staat vast dat [minderjarige 1] bij de man niet de beschikking had over een fiets, hetgeen met zich meebrengt dat de vrouw de door de man gemaakte aanschafkosten aan hem dient te voldoen. In het kostenoverzicht van de man wordt melding gemaakt van een aanschafbedrag van een fiets van € 367,40, welk bedrag de vrouw niet heeft betwist, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. De overige in het overzicht genoemde posten met betrekking tot een fiets moeten naar het oordeel van de rechtbank voor rekening van de man blijven. Gesteld noch gebleken is dat er noodzaak bestond tot de aanschaf daarvan.
4.6.
Op grond van al het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat de vrouw een bedrag van € 1.382,90 (€ 935,50 + € 80,= + € 367,40) aan de man moet betalen.
4.7.
De rechtbank wijst het verzoek van de man af om voor recht te verklaren dat ‘
de vordering met de genoemde onderwerpen zoals door hem opgesteld, verblijfsoverstijgende kosten zijn die door de vrouw moeten worden voldaan’. De rechtbank is van oordeel dat de aldus verzochte verklaring voor recht onvoldoende bepaald is.
Verzoeken van de vrouw met betrekking tot de bijzondere kosten
4.8.
De vrouw legt het volgende aan haar verzoeken ten grondslag. De vrouw acht een aantal kosten van de kinderen zo uitzonderlijk, maar wel noodzakelijk en voorzienbaar, dat die kosten het gebruikelijke budget voor het dagelijks onderhoud van de kinderen overschrijden. Deze kosten vallen niet onder de gewone behoefte van de kinderen en partijen hebben bij de berekening van ieders aandeel in de kosten van de kinderen geen rekening met deze kosten kunnen houden. Het gaat om de niet vergoede kosten van orthodontie voor [minderjarige 1] , de niet vergoede kosten voor medicatie van [minderjarige 2] en de niet vergoede kosten van de RT voor [minderjarige 2] . Hoewel de man meermalen heeft aangegeven bij helfte te willen bijdragen in de kosten van orthodontie en de RT, heeft hij slechts € 200,= bijgedragen in de kosten van de RT. De vrouw acht het, gezien het co-ouderschap en de gedeelde verantwoordelijkheid van partijen, redelijk dat de man alsnog bij helfte bijdraagt in de door haar genoemde niet vergoede medische kosten en aldus aan haar € 1.847,68 betaalt. Om herhaaldelijke discussie in de toekomst te voorkomen verzoekt zij verder te bepalen dat de man ook in de toekomst bij helfte dient bij te dragen in de bijzondere kosten, zijnde niet vergoede medische kosten, van de kinderen.
4.9.
De man voert verweer en stelt het volgende. Niet vergoede medische kosten vallen onder de verblijfsoverstijgende kosten. De vrouw zag de kosten van medicatie eerder wel als kosten die zij hoorde te voldoen. Ondanks dat de man de vrouw heeft laten weten dat de vergoeding voor orthodontie op zijn polis hoger is dan de vergoeding op de polis van de vrouw en dat de medische kosten van [minderjarige 2] via zijn polis hadden kunnen lopen, was de vrouw niet bereid [minderjarige 2] over te schrijven of zelf van zorgverzekering te veranderen. Hiermee besloot zij de hoogte van deze kosten te aanvaarden. De door de vrouw opgevoerde kosten van RT waren volgens de man niet noodzakelijk, gelet op de ondersteuning van [minderjarige 2] op school.
4.10.
De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw af om de man te veroordelen een bedrag van € 1.847,68 aan haar te voldoen. De vrouw heeft in het licht van de betwisting door de man onvoldoende toegelicht en onderbouwd dat partijen zijn overeengekomen dat de man (met een bedrag van € 1.847,68) zal bijdragen in de door de vrouw genoemde kosten. Bij gebrek aan andersluidende afspraken moet worden teruggevallen op de in de beschikking van het gerechtshof Den Bosch van 17 juni 2021 neergelegde (basis)afspraak dat de vrouw alle verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen betaalt. Zo overwoog overigens deze rechtbank reeds in de beschikking van 23 april 2024 op een vergelijkbaar verzoek van de vrouw. Ook het verzoek van de vrouw ten aanzien van de toekomstige niet vergoede medische kosten van de kinderen zal worden afgewezen. Er is geen rechtsregel die met zich meebrengt dat de man de helft van alle niet vergoede medische kosten moet voldoen.
Gelet op het systeem van de wet en de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie dient de vraag of eventuele bijzondere (ziekte)kosten worden gemaakt, in feite te worden gevoerd in het kader van de vaststelling van de kinderalimentatie en meer specifiek in het kader van de vaststelling van de hoogte van de kosten van verzorging en opvoeding (met andere woorden: de behoefte aan kinderalimentatie).
Proceskosten
4.11.
De man legt het volgende aan zijn verzoek ten grondslag. Deze procedure is totaal onnodig, omdat zowel het gerechtshof Den Bosch als daarna de rechtbank heeft bevestigd dat de vrouw de verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen moet betalen. De vrouw heeft alle kansen gekregen om vrijwillig aan het verzoek van de man tot betaling van de verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen te voldoen. De man heeft nu onnodig kosten voor een procedure moeten maken.
4.12.
De vrouw voert ten aanzien van haar verzoek het volgende aan. Zij acht het uiterst onredelijk dat zij door de man is betrokken in een procedure, terwijl de grondslag voor de vordering van de man ontbreekt en de kosten van de procedure voor ieder van partijen hoger zijn dan de vordering van ieder van hen. Gezien de niet al te hoge inkomens van partijen komt deze procedure ten nadele van de kinderen. De man moet een duidelijk signaal worden afgegeven dat dit getrouwtrek over geld moet stoppen. Hoewel de procedure als een familierechtelijke kwestie bij de rechtbank wordt behandeld, betreft de procedure formeel een geldvordering.
4.13.
In familiezaken geldt als hoofdregel dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Van deze hoofdregel kan worden afgeweken indien sprake is van – kort gezegd – nodeloos procederen en/of misbruik van procesrecht. De rechtbank ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling van ofwel de vrouw ofwel de man. Van onnodig procederen of misbruik van procesrecht is de rechtbank niet gebleken. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verzoeken van partijen tot proceskostenveroordeling afwijzen en de proceskosten compenseren.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de vrouw een bedrag van € 1.382,90 (duizend driehonderdtweeëtachtig euro en negentig cent) aan de man dient te betalen;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Baggel, en, in tegenwoordigheid van mr. De Wit, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.