4.4De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1:
in de periode van 1 maart 2015 tot en met 9 juni 2015, te [plaats 1] , gemeente Tholen , opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres 2] / [adres 3] ) een hoeveelheid van 914 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2:
in de periode van 15 juli 2013 tot en met 19 februari 2014 te [plaats 1] , gemeente Tholen en/of elders in Nederland, facturen (blijkens de opdruk afkomstig van [bedrijf 1] en gericht aan [bedrijf 2] ) - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid op die facturen vermeld/weergegeven dat [bedrijf 1] in de op die facturen vermelde periodes (april 2013 tot en met februari 2014) werkzaamheden had verricht voor [bedrijf 2] , terwijl [bedrijf 1] in werkelijkheid in de op die facturen vermelde periodes geen werkzaamheden heeft verricht voor die [bedrijf 2] , zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
feit 3 primair:
in de periode van 1 februari 2014 tot en met 18 februari 2014 in Nederland en te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen,
zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen,
immers hebben verdachte en zijn mededaders, toen en daar
A.
van een contant geldbedrag van 52.000 USD en 45.000 euro de werkelijke aard en de herkomst en de verplaatsing verborgen en verhuld en verborgen wie de rechthebbende is
B.
een contant geldbedrag van 52.000 USD en 45.000 euro verworven en voorhanden gehad en overgedragen en gebruik gemaakt van een (contant) geldbedrag van 52.000 USD en 45.000 euro, terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat deze contante geldbedragen - onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf;
feit 4:
in de periode van 14 februari 2014 tot en met 18 februari 2014 te [plaats 1] , gemeente Tholen , een brief (blijkens de opdruk opgemaakt op 15-02-2014 en/of afkomstig van [bedrijf 1] en/of gericht aan “ [naam 1] ”) -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid in die brief vermeld/weergegeven dat hij, verdachte, 90.000 euro (aan cashgeld) had meegegeven aan [naam 2] (ten behoeve van de aankoop van horloges) en dat deze 90.000 euro (aan cashgeld) van hem, verdachte, of zijn verdachte’s bedrijf ( [bedrijf 1] ) (afkomstig) was en in eigendom toebehoorde aan hem, verdachte, of zijn verdachte’s bedrijf ( [bedrijf 1] ),
terwijl hij, verdachte, in werkelijkheid geen 90.000 euro (aan cashgeld) had meegegeven aan die [naam 2] en die 90.000 euro (aan cashgeld) in werkelijkheid niet van hem, verdachte, of van zijn verdachte’s bedrijf ( [bedrijf 1] ) (afkomstig) was en niet in eigendom toebehoorde aan hem, verdachte, of zijn verdachte’s bedrijf ( [bedrijf 1] )
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
primair:
in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 9 juni 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers hebben verdachte en zijn mededaders, toen en daar
A.
van geldbedragen, te weten van:
grote contante geldbedragen (totaal 535.989,50 euro) zijnde betalingen/uitgaven ten behoeve van de verbouwing van de woning aan [adres 1] [plaats 2]
de herkomst verhuld en verhuld wie de rechthebbende op voornoemde geldbedragen is
B.
geldbedragen, te weten:
* grote contante geldbedragen (totaal 535.989,50 euro), zijnde betalingen/uitgaven ten behoeve van de verbouwing van de woning aan [adres 1] [plaats 2]
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van die geldbedragen gebruik gemaakt,
terwijl hij en zijn mededaders wisten dat die geldbedragen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlasteleggingen kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank merkt op dat zij voor wat betreft feit 2 en feit 4 van parketnummer 0281058515, onvoldoende bewijs ziet voor medeplegen. Ook bij de beide witwasverdenkingen komt de rechtbank tot een deels andere bewezenverklaring dan die is aangeleverd door de officieren van justitie en de verdediging. Hoewel de rechtbank deze verschillen heeft geconstateerd, acht zij deze verschillen zodanig beperkt dat zij daarin geen reden ziet om de procesafspraken buiten beschouwing te laten.