Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[verweerder 1] ,
1.Het verloop van het geding
2.Het verdere beoordeling
woensdag 8 oktober 2025 te 10.00 uur;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de verzoeker, die in persoon procedeert, een verzoek ingediend tot schorsing van de executie van een vonnis van de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verzoeker heeft dit verzoek gedaan via e-mailberichten, maar de kantonrechter heeft overwogen dat een verbod tot executeren van een vonnis een vordering is die niet met een verzoekschrift kan worden ingediend. De verzoeker had een dagvaarding moeten uitbrengen. De kantonrechter heeft de verzoeker de gelegenheid gegeven om het inleidend processtuk te verbeteren en verweerders bij deurwaardersexploot te dagvaarden. De kantonrechter heeft de verzoeker erop gewezen dat hij rekening moet houden met de bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met betrekking tot betekeningsvoorschriften en de inhoud van de dagvaarding. De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de verzoeker in de gelegenheid wordt gesteld om op zijn kosten over te gaan tot verbetering van het inleidende processtuk en dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 8 oktober 2025, waar de verzoeker zijn stellingen kan aanpassen aan de voor de dagvaardingsprocedure toepasselijke procesregels. Iedere verdere beslissing is aangehouden.