ECLI:NL:RBZWB:2025:6795

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
25/683
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet-gemeld bezit in het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2025 uitspraak gedaan over de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van eiseres, die niet had gemeld dat zij in het buitenland beschikte over een bankrekening en een appartement. Het primaire besluit van het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, dat de bijstandsuitkering met terugwerkende kracht introk en een bedrag van € 97.452,81 terugvorderde, werd door eiseres bestreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in 2024 beschikte over een bankrekening en sinds 2018 een appartement in het buitenland, maar deze informatie niet had doorgegeven aan Orionis, wat een schending van de inlichtingenplicht inhoudt. Eiseres had geen voldoende bewijsstukken overgelegd om haar recht op bijstand te onderbouwen, waardoor de rechtbank oordeelde dat de intrekking en terugvordering terecht waren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat er voor haar geen wijziging in de situatie kwam en dat zij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter M. Breeman, in aanwezigheid van griffier A.M.H. Meulensteen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/683 PW
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2025 in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaats], eiseres
(gemachtigde: mr. W.R. Aerts),
en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, Orionis.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van eiseres op grond van de Participatiewet.
1.1.
Bij besluit van 6 november 2024 (het primaire besluit) heeft Orionis het recht op bijstand van eiseres met ingang van 12 september 2018 ingetrokken en € 97.452,81 (deels bruto) van eiseres teruggevorderd. Met het bestreden besluit van 18 december 2024 op het bezwaar van eiseres is Orionis bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
Op 10 december 2024 heeft de voorzieningenrechter een verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 30 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. N.M. de Feijtel en [naam] als gemachtigden van Orionis. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich vooraf afgemeld voor de zitting.
1.5.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd.
Heeft Orionis de hoorplicht van artikel 4:8 Awb geschonden?
3. De rechtbank acht het aannemelijk dat Orionis eiseres heeft gebeld om een nieuw gesprek te plannen. Tijdens de zitting heeft de sociaal rechercheur van Orionis toegelicht dat de afspraak door een vriendin van eiseres is afgezegd en dat er op dat moment geen nieuwe afspraak ingepland kon worden. Vervolgens heeft zij eiseres drie keer geprobeerd te bellen, maar kreeg telkens geen gehoor. Dit is ook vastgelegd in het rapport. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen.
3.1.
Maar ook als Orionis niet geprobeerd zou hebben een nieuw gesprek in te plannen, dan zou dit niet tot een gegrond beroep leiden. Dit gebrek had immers kunnen worden hersteld door eiseres in bezwaar te horen. Echter, eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid van een hoorzitting in bezwaar. Dat is haar eigen verantwoordelijkheid.
3.2.
Deze beroepsgrond van eiseres slaagt dus niet.
Heeft Orionis het recht op bijstand van eiseres mogen intrekken en terugvorderen?
4. Vaststaat dat eiseres in ieder geval in 2024 beschikking had over een bankrekening in [land] en sinds 12 september 2018 in bezit is van een appartement in [land]. Eiseres heeft dit niet aan Orionis gemeld, wat een schending is van de inlichtingenplicht.
4.1.
De rechtbank ziet weliswaar dat eiseres gegevens heeft overgelegd, maar acht die onvoldoende om het recht te kunnen vaststellen. Eiseres heeft namelijk geen bankafschriften van voor 1 januari 2024 overgelegd, waardoor de situatie onduidelijk is gebleven. Bovendien heeft eiseres geen documenten overgelegd waaruit de reële waarde van het appartement in 2018 en de waarde in 2024 blijkt. Een bedrag dat is opgenomen in de notariële akte is weliswaar een aanwijzing, maar op zichzelf staand onvoldoende om vast te stellen wat daadwerkelijk de reële waarde van het appartement toentertijd was. Mede gelet op het eigen onderzoek van Orionis, waaruit blijkt dat min of meer vergelijkbare appartementen in 2024 te koop staan voor bedragen vanaf € 21.000, is het bedrag van € 1.800 voor een appartement - ook in 2018 - zeer laag. Dit nog afgezien van de onbekende waarde in 2024. Het recht op uitkering kan zonder nadere stukken dus niet worden vastgesteld.
4.2.
Evenmin is gebleken van een dringende reden om af te zien van intrekking en terugvordering.
4.3.
Orionis heeft gezien het voorgaande de bijstandsuitkering van eiseres terecht ingetrokken en teruggevorderd op grond van de Participatiewet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat er voor eiseres niets verandert. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2025 door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M.H. Meulensteen, griffier.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.