ECLI:NL:RBZWB:2025:6823

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
24/5455 WOO
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, omdat zij van mening is dat het college niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om openbaarmaking van informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). Eiseres heeft op 1 maart 2024 een verzoek ingediend, maar het college heeft dit verzoek op 25 april 2024 afgewezen, omdat niet was voldaan aan een eerder verzoek tot precisering. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij mondeling bezwaar heeft gemaakt, maar de rechtbank heeft haar uitgelegd dat dit niet mogelijk is volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat eiseres geen geldig bezwaar heeft gemaakt, waardoor het besluit van 25 april 2024 in rechte vaststaat.

Eiseres heeft op 1 mei 2024 een brief gestuurd naar het college, waarin zij om verduidelijking vroeg over de opgevraagde persoonsgegevens. De rechtbank oordeelt dat dit een nieuw verzoek is dat het college had moeten behandelen, maar dat het college dit heeft nagelaten. De beslistermijn voor een Woo-verzoek bedraagt vier weken, en het college had uiterlijk op 29 mei 2024 moeten beslissen. Eiseres heeft het college op 26 mei 2024 in gebreke gesteld, maar de rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling niet te vroeg is ingediend.

Eiseres heeft op 11 juni 2024 een beroepschrift ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat dit beroep niet tijdig is ingediend, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank wijst erop dat het college nog steeds een beslissing moet nemen op het nieuwe Woo-verzoek van eiseres van 1 mei 2024. De uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, rechter, en openbaar gemaakt op 9 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5455

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen(het college).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het college volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiseres deelgenomen. Namens het college is niemand verschenen.

Overwegingen

2. Eiseres heeft een verzoek om openbaarmaking van informatie op grond van de Woo ingediend bij het college. Eiseres heeft de rechtbank een kopie van dat verzoek toegestuurd met daarop de datum 1 maart 2024. Op de versie die het college aan de rechtbank heeft overgelegd, staat de datum 2 maart 2024 vermeld. De rechtbank zal hieronder als datum van het Woo-verzoek van eiseres uitgaan van de datum 1 maart 2024.
2.1.
Het college heeft eiseres bij brief van 15 maart 2024 gevraagd om haar verzoek te preciseren. Eiseres heeft bij brief van 27 maart 2024 gereageerd op dit verzoek.
2.2.
Met het besluit van 25 april 2024 heeft het college het Woo-verzoek van eiseres afgewezen, omdat niet is voldaan aan het preciseringsverzoek.
2.3.
Volgens het college heeft eiseres geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 25 april 2024. Ter zitting heeft eiseres in eerste instantie gesteld dat zij wel bezwaar heeft gemaakt, namelijk mondeling. De rechtbank heeft in reactie daarop aan eiseres uitgelegd dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitsluitend schriftelijk bezwaar kan worden gemaakt. [1] Vervolgens heeft eiseres gesteld dat haar bezwaar verborgen zit in haar brief aan het college van 1 mei 2024. Voor zover in de brief van 1 mei 2024 al een bezwaar verborgen zou zitten, overweegt de rechtbank dat ook een verborgen bezwaar geen geldig bezwaar is. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 25 april 2024.
2.4.
Omdat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 25 april 2024, staat dit besluit in rechte vast. Dit betekent dat het Woo-verzoek van eiseres van 1 maart 2024 definitief is afgedaan. De rechtbank kan en mag hier dan ook niet meer over oordelen. Dit houdt in dat de rechtbank niet op de gronden van eiseres tegen dat besluit - onder meer over de doorzendplicht en het dienstbaarheidsbeginsel - kan en mag ingaan.
2.5.
Op het Woo-verzoek van 1 maart 2024 heeft het college beslist met het besluit van 25 april 2024. Voor zover het beroep van eiseres het niet tijdig beslissen op het verzoek van 1 maart 2024 betreft, zal dat beroep dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.6.
Eiseres heeft op 1 mei 2024 een brief naar het college gezonden. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat deze brief als een precisering van haar Woo-verzoek van 1 maart 2024 moet worden gezien. De rechtbank merkt op dat deze precisering te laat is, want zoals hiervoor is overwogen, is bij besluit van 25 april 2024 al op het Woo-verzoek van 1 maart 2024 beslist.
2.7.
De rechtbank constateert dat eiseres onderaan op pagina 2 van de brief van 1 mei 2024 een concreet verzoek heeft opgenomen. Eiseres vraagt daar om schriftelijke uitleg “voor [advocaat 1] en [advocaat 2]” waarom de gemeente Tholen 11 januari 2017, 24 april 2017 en 11 maart 2024 een uitgebreide set aan persoonsgegevens over haar gezin en eiseres heeft opgevraagd. Eiseres vraagt daarbij om de “logging gegevens” en een verklaring waarvoor de gemeente Tholen haar persoonsgegevens nodig had.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat dit een ander verzoek is dan het Woo-verzoek van 1 maart 2024. In het Woo-verzoek van 1 maart 2024 staat niets vermeld over persoonsgegevens. Dit verzoek staat ook niet in de brief van eiseres van 27 maart 2024. Het gaat hier dus om een nieuw Woo-verzoek dat het college in behandeling had moeten nemen. De rechtbank constateert dat het college niet op dit nieuwe Woo-verzoek heeft beslist. Dit had het college naar het oordeel van de rechtbank wel moeten doen.
2.9.
De beslistermijn voor een Woo-verzoek bedraagt vier weken. [2] Dit betekent dat het college uiterlijk op 29 mei 2024 op het nieuwe Woo-verzoek van eiseres van 1 mei 2024 had moeten beslissen. Zoals gezegd, heeft het college dit nagelaten.
2.10.
Eiseres heeft het college een ingebrekestelling gestuurd, die is gedateerd op 26 mei 2024. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Die verstreek pas enkele dagen later, namelijk op 29 mei 2024. Naar het oordeel van de rechtbank is de ingebrekestelling echter niet te vroeg ingediend. Niet de datum van verzending, maar de datum van ontvangst is namelijk bepalend voor de vraag of een ingebrekestelling te vroeg is ingediend. [3] Het college stelt de ingebrekestelling op 3 juni 2025 te hebben ontvangen. Deze datum ligt na de datum waarop beslist moest zijn. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat eiseres de ingebrekestelling niet te vroeg heeft ingediend.
2.11.
Vervolgens geldt dat er beroep vanwege het niet tijdig beslissen op een aanvraag of bezwaar kan worden ingesteld als er twee weken zijn verstreken na de dag dat eiseres het college in gebreke heeft gesteld. [4] Gerekend vanaf 3 juni 2024 kon eiseres dan ook op 18 juni 2024 beroep instellen wegens het niet tijdig beslissen op haar Woo-verzoek van 1 mei 2024. De rechtbank heeft het beroepschrift niet tijdig beslissen echter al op 11 juni 2024 ontvangen. Dit houdt in dat het beroep niet tijdig beslissen te vroeg is ingediend.
2.12.
Ook voor zover het beroep van eiseres het niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek van 1 mei 2024 betreft, zal dit beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. De reden hiervoor is dat dit beroep te vroeg is ingediend.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
3.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.2.
Ten overvloede wijst de rechtbank het college erop dat het nog steeds een beslissing moet nemen op het Woo-verzoek van eiseres van 1 mei 2024.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 9 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:5 van de Awb.
2.Artikel 4.4, eerste lid van de Woo
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9944, overweging 6.2.
4.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb