ECLI:NL:RBZWB:2025:683

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
C/02/428330 FA RK 24-5131
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake zorgregeling tussen ouders voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 februari 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende voorlopige voorzieningen. De zaak betreft een zorgregeling voor een minderjarig kind, dat geboren is in 2016. De man en de vrouw, die met elkaar gehuwd zijn, hebben overeenstemming bereikt over de zorgregeling voor hun kind. De mondelinge behandeling op 14 januari 2025 is niet doorgegaan omdat partijen een overeenkomst hadden bereikt. De man heeft verzocht om de zorgregeling op te nemen in een beschikking, waarbij hij en het kind contact met elkaar kunnen hebben volgens een afgesproken regeling. De vrouw heeft ingestemd met deze regeling, en de rechtbank heeft het verzoek van de man toegewezen, aangezien er geen bezwaren zijn tegen de regeling vanuit het belang van het kind. De rechtbank heeft ook het ingetrokken verzoek van de man met betrekking tot de kerstvakantie afgewezen. Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open, en de beschikking heeft directe werking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/428330 FA RK 24-5131
Datum uitspraak: 4 februari 2025
beschikking betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.A.T. van Ginderen te Etten-Leur,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- De Raad voor de kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen: de Raad.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 4 november 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Van Ginderen van 9 januari 2025, met bijgevoegd
e-mailbericht van 9 januari 2025;
- het F9-formulier van mr. Baas van 9 januari 2025.
1.2. De op 14 januari 2025 bepaalde mondelinge behandeling heeft op verzoek van partijen – om reden dat partijen een overeenstemming hadden bereikt – geen doorgang gevonden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] 2016 te [woonplaats] met elkaar gehuwd.
2.2.
Partijen hebben het navolgend thans nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2016.
2.3.
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.

3.Het verzoek en de beoordeling daarvan

3.1.
Mr. Van Ginderen heeft bij voornoemd e-mailbericht van 9 januari 2025 kenbaar gemaakt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de zorgregeling. Zij zijn overeengekomen dat de man en [minderjarige] gerechtigd zijn tot contact met elkaar volgens de volgende regeling:
- [minderjarige] verblijft gedurende een weekend per twee weken van vrijdagmiddag uit school tot woensdagochtend aanvang school bij de man;
- [minderjarige] verblijft in de andere week van dinsdag uit school tot woensdagochtend aanvang school bij de man;
- [minderjarige] verblijft gedurende de helft van de vakanties en feestdagen bij de man, waarbij partijen in onderling overleg afspraken maken over de concrete verdeling.
De man verzoekt deze regeling op te nemen in een beschikking. Voorts wordt aangegeven dat de man zijn verzoek omtrent de kerstvakantie intrekt en dat de zitting geen doorgang hoeft te vinden.
3.2.
Mr. Baas heeft bij voornoemd F9-formulier van 9 januari 2025 namens de vrouw aangegeven dat de vrouw akkoord gaat met hetgeen door mr. Van Ginderen namens de man is gesteld in het F9-formulier van 9 januari 2025. Partijen hebben volledige overeenstemming bereikt en de zitting hoeft geen doorgang te vinden.
3.3.
De rechtbank zal het (gewijzigde) verzoek van de man met betrekking tot de voorlopige zorgregeling, gelet op de instemming van de vrouw en nu niet is gebleken dat het belang van [minderjarige] zich daartegen verzet, als niet weersproken toewijzen.
3.4.
Nu de man zijn verzoek omtrent de verdeling van de kerstvakantie heeft ingetrokken, behoeft het ingetrokken verzoek niet meer te worden beoordeeld en zal dit op onderstaande wijze worden afgewezen.
3.5.
Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open. Ingevolge artikel 824 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan alleen cassatie in het belang der wet worden ingesteld. Hoger beroep is dus niet mogelijk. Dit betekent dat deze beslissing directe werking heeft.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de navolgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen heeft te gelden:
- [minderjarige] verblijft gedurende één weekend per twee weken van vrijdagmiddag uit school tot woensdagochtend aanvang school bij de man;
- [minderjarige] verblijft in de andere week van dinsdag uit school tot woensdagochtend aanvang school bij de man;
- [minderjarige] verblijft gedurende de helft van de vakanties en feestdagen bij de man, waarbij partijen in onderling overleg afspraken maken over de concrete verdeling.
4.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Voorn, rechter, tevens kinderrechter, en, in tegenwoordigheid van mr. Brok, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2025.