ECLI:NL:RBZWB:2025:6874
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, welke later gegrond werd verklaard. De rechtbank constateert dat de naheffingsaanslag ten onrechte op een te hoog bedrag was vastgesteld. Belanghebbende had op 23 juli 2023 een auto geparkeerd zonder parkeerbelasting te betalen, wat leidde tot een naheffingsaanslag van € 60,05. De heffingsambtenaar vernietigde de naheffingsaanslag uit coulance, maar wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar onrechtmatig heeft gehandeld door een te hoog bedrag in rekening te brengen, en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar voor wat betreft de proceskostenvergoeding en kent belanghebbende een vergoeding van € 500 toe. Tevens moet de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 vergoeden. De rechtbank betreurt de lange duur van de procedure, die meer dan 24 maanden heeft geduurd, maar concludeert dat dit geen aanleiding geeft voor een financiële vergoeding.