ECLI:NL:RBZWB:2025:6884
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V., tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 4.353 opgelegd voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm), welke door belanghebbende als onterecht werd betwist. De rechtbank behandelt het beroep en de argumenten van belanghebbende, die stelt dat de naheffingsaanslag vernietigd moet worden vanwege een onjuiste schadeberekening. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding van € 2.500 wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn van twee jaar met 25 maanden is overschreden, en kent de schadevergoeding toe, waarbij de kosten voor de proceskosten ook worden vergoed. De uitspraak benadrukt de bewijslast die op belanghebbende rust om de waardevermindering van de auto aan te tonen, en dat de rechtbank geen aanleiding ziet om af te wijken van de standaard 72%-norm voor schadevergoeding. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar wijst de schadevergoeding toe en legt de kostenvergoedingen op aan de inspecteur en de Staat.