Op 14 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over de WOZ-waarde van een woning. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker, had beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland, die de waarde van de woning op 1 januari 2022 had vastgesteld op € 255.000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 september 2025. De belanghebbende betoogde dat de waarde niet hoger kon zijn dan € 226.000, terwijl de heffingsambtenaar de waarde verdedigde. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar niet voldoende had aangetoond dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de woning te hoog was vastgesteld en bepaalde deze op € 238.000. Het beroep van de belanghebbende werd gegrond verklaard, wat leidde tot een verlaging van de WOZ-waarde en de bijbehorende onroerendezaakbelasting. De heffingsambtenaar werd ook veroordeeld tot betaling van proceskosten en griffierecht aan de belanghebbende.