Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2025 in de zaak tussen
[eiser], uit [plaats], eiser
Samenvatting
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Arbeidsdeskundige beoordeling door het UWV
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 oktober 2025, in de zaak tussen eiser en het UWV, staat de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser centraal. Eiser, die als productiemedewerker werkzaam was, was sinds 11 maart 2022 arbeidsongeschikt door diverse medische klachten. Het UWV had zijn uitkering beëindigd per 31 juli 2023, na een eerstejaarsbeoordeling waarin werd gesteld dat hij in staat was om passende arbeid te verrichten. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat het UWV in zijn besluit onvoldoende had gemotiveerd waarom de uitkering beëindigd werd. Echter, de rechtbank concludeerde ook dat het UWV de ZW-uitkering terecht had beëindigd, omdat de gebreken in de motivering inmiddels waren hersteld. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, wat betekent dat de inhoudelijke beslissing van het UWV niet veranderde. Eiser kreeg wel een proceskostenvergoeding toegewezen van € 2.267,50 en het UWV moest het griffierecht van € 51,- vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige motivering door het UWV in besluiten omtrent arbeidsongeschiktheid.