ECLI:NL:RBZWB:2025:6935
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 oktober 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 17 mei 2023 behandeld. Het beroep betreft de beschikking inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 28 juni 2023. De belanghebbende heeft het beroepschrift echter pas op 13 december 2024 ter post aangeboden, wat na de termijn is.
De rechtbank overweegt dat de belanghebbende heeft aangevoerd dat privéomstandigheden, zoals de intensieve verzorging van zijn echtgenote en een TIA die hij in oktober 2023 heeft doorgemaakt, hem hebben verhinderd om tijdig een beroepschrift in te dienen. Ondanks deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat de termijnoverschrijding van bijna 1,5 jaar niet verschoonbaar is. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de belanghebbende was om zijn beroep tijdig in te dienen, eventueel met hulp van derden.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van het beroep achterwege blijft en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.