ECLI:NL:RBZWB:2025:6947

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
02-102279-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid van vrachtwagenchauffeur

Op 15 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 mei 2024 te Westdorpe een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een professioneel vrachtwagenchauffeur, heeft tijdens het rijden zijn aandacht niet op de weg gericht gehouden en handelingen verricht aan zijn mobiele telefoon. Dit leidde tot een aanrijding met een motorrijder, die als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat dit aan zijn schuld te wijten was. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 160 uur op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de verkeersfout, de gevolgen voor het slachtoffer en de verantwoordelijkheid van de verdachte als beroepschauffeur. De verdachte werd schuldig bevonden aan het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij zwaar lichamelijk letsel aan een ander werd toegebracht.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02-102279-25
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 oktober 2025
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] ,
raadsvrouw mr. S. van Eekelen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. M. van Leeuwen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat hij gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De gedragingen van verdachte kunnen worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Het letsel van het [slachtoffer] kan als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit voor het primair tenlastegelegde vrijspraak, omdat op basis van het dossier niet aan de ondergrens van culpa zoals bedoeld in artikel 6 WVW gekomen kan worden. Ook ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit dient verdachte te worden vrijgesproken, nu er geen sprake is geweest van evident gevaarzettend gedrag.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling feiten
De rechtbank stelt vast dat op 30 mei 2024 op de Finlandweg te Westdorpe een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte reed als bestuurder van een vrachtwagen over de Finlandweg en sloeg linksaf de Autrichehavenweg op. Verdachte heeft daarbij geen voorrang verleend aan [slachtoffer] , die hem op de motorfiets tegemoet kwam. Hierdoor zijn zij in botsing gekomen. Als gevolg van dit ongeval heeft [slachtoffer] lichamelijk letsel opgelopen.
Artikel 6 WVW
Voor een bewezenverklaring van het misdrijf zoals bedoeld in artikel 6 WVW moet worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander letsel is toegebracht. Van dergelijke schuld is sprake wanneer verdachte roekeloosheid, zeer onvoorzichtig of onoplettend handelen of aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gehandeld. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen, waaronder de aard en ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad volstaat een enkel moment van onoplettendheid niet voor het bewijs van schuld in de zin van artikel 6 WVW en dient in dergelijke gevallen sprake te zijn van bijkomende omstandigheden waaruit kan blijken dat verdachte ten minste aanmerkelijk tekort is geschoten in hetgeen van hem als verkeersdeelnemer in het individuele concrete geval mocht worden verwacht.
Toedracht
Uit het forensisch onderzoek blijkt dat het ongeval plaatsvond op een rechte weg bij daglicht en bij droog weer. Verdachte had voorafgaand aan het ongeval op de gehele rijbaan van de tegengestelde richting vrij zicht en er waren geen uitzicht belemmerende obstakels op de weg aanwezig. Uit de foto’s in het dossier blijkt dat het een zeer bewolkte dag was, verdachte kan aldus evenmin door een laagstaande zon belemmerd zijn in zijn zicht. Uit het onderzoek is evenmin gebleken dat er een technisch mankement was bij de vrachtwagen dan wel bij de motor waardoor de aanrijding mogelijk verklaard kan worden.
Uit het onderzoek van de data van de digitale tachograaf blijkt dat de vrachtwagen van verdachte om 11:52:49 uur tot stilstand is gekomen. Verder blijkt uit het onderzoek aan de mobiele telefoon van verdachte dat hij om 11:51:19 uur de powerknop heeft ingedrukt, waarna de telefoon oriëntatie van het scherm van de telefoon van verdachte nog verschillende keren versprongen is.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de oorzaak van het ongeval is gelegen in de onoplettendheid van verdachte en dat deze onoplettendheid langer dan een kort moment heeft geduurd. Verdachte heeft de motorrijder immers niet gezien, terwijl hij deze wel had kunnen en moeten zien. Verder blijkt dat verdachte anderhalve minuut voordat zijn vrachtwagen tot stilstand kwam een handeling op zijn telefoon heeft verricht, namelijk het indrukken van de powerknop. Daarvoor en daarna is de telefoon oriëntatie verschillende malen versprongen. Op basis hiervan staat voor de rechtbank vast dat verdachte met zijn telefoon bezig is geweest en zijn aandacht kennelijk daarop was gericht. Dit terwijl verdachte zijn aandacht op het verkeer had moeten houden, juist vanwege de bijzondere manoeuvre die hij ging verrichten.
De rechtbank passeert het verweer van de verdachte dat hij de telefoon niet vast heeft gehad en dat het verspringen van de telefoon oriëntatie veroorzaakt moet zijn doordat de telefoon los in een kastje lag. Het is algemeen bekend dat een vrachtwagen een logge verkeersdeelnemer is. Het is niet aannemelijk dat een telefoon, wanneer deze in een kastje van een vrachtwagen wordt gelegd, dermate verschuift of beweegt dat daardoor zo frequent als uit de onderzoeksbevindingen blijkt de telefoon oriëntatie verspringt.
Schuldgradatie
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat verdachte verwijtbaar heeft gehandeld door een hem tegemoetkomende motorrijder geen voorrang te verlenen en zijn aandacht gedurende langere tijd niet op de weg gericht te houden. Van overige (bijzondere) omstandigheden waaruit blijkt dat verdachte de motorrijder niet had kunnen zien, is niet gebleken. Bij de bepaling van de mate van schuld betrekt de rechtbank het feit dat verdachte een professioneel vrachtwagenchauffeur is. Van een dergelijk chauffeur mag nog meer verwacht worden dat hij zich bewust is van de gevaren die het rijden (met een zwaar beladen vrachtwagen) met zich brengt en dat hij extra voorzichtigheid betracht.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat dit rijgedrag als zeer onvoorzichtig en onoplettend in de zin van artikel 6 WVW moet worden aangemerkt.
Letsel
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] door de gedragingen van verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. [slachtoffer] is twee weken op de Intensive Care en twee weken op de reguliere afdeling van het ziekenhuis opgenomen. Hij heeft meerdere medische ingrepen moeten ondergaan. Aan het opgelopen letsel en de daarop volgende ingrepen heeft [slachtoffer] forse littekens overgehouden. Daarnaast blijkt dat verdachte nog steeds last heeft van het ongeluk en dat het niet zeker is dat hij weer helemaal fit wordt.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
op 30 mei 2024 te Westdorpe, gemeente Terneuzen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de Finlandweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
zeer onvoorzichtig en onoplettend tijdens het rijden handelingen te verrichten aan/op zijn mobiele telefoon, en daarbij zijn aandacht niet voortdurend op het tegemoetkomende verkeer en de weg vóór zich te houden, en zonder zich er voldoende van te vergewissen dat de weg
dieverdachte wilde afleggen vrij was, naar links af te slaan (de Autrichehavenweg op) waarbij verdachte in aanrijding
kwammet een voor hem, verdachte, tegemoetkomende motorrijder of diens motor, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast vordert hij een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (verder OBM) van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie baseert zijn vordering op de richtlijn van het Openbaar Ministerie, de mate van schuld bij verdachte en de forse gevolgen voor het slachtoffer. Ook weegt hij in het nadeel van verdachte mee dat hij in 2021 een geldboete heeft gehad voor een verkeersovertreding.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Wanneer de bepleitte vrijspraak niet wordt gevolgd, verzoekt de verdediging toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging stelt dat er voldaan is aan herstel zoals met de Pilot Mediation Innovatiewet Strafvordering is bedoeld en het Openbaar Ministerie om deze reden tot het seponeren van de zaak had moeten overgaan. Subsidiair verzoekt de verdediging geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, gelet op het tijdsverloop en het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Daarnaast moet meegewogen worden dat verdachte bij veroordeling een tweede strafpunt op zijn rijbewijs krijgt dat mogelijk ook verstrekkende gevolgen heeft voor verdachte.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval door zeer onvoorzichtig en onoplettend aan het verkeer deel te nemen. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat verdachte dit ongeval niet heeft gewenst, zijn het incident en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, uiteindelijk wel het resultaat van zijn handelen. Verdachte was afgeleid van het verkeer, omdat hij kort voor het ongeval gebruik maakte van zijn mobiele telefoon. Hierdoor had hij onvoldoende aandacht voor het tegemoetkomend verkeer en heeft hij [slachtoffer] niet gezien. [slachtoffer] heeft door dit ongeluk zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij door zijn verkeersgedrag een ander pijn, letsel en schade heeft toegebracht. Hij heeft zich die dag onvoldoende rekenschap gegeven van de verantwoordelijkheid die hij heeft als bestuurder van een zwaar beladen vrachtauto ten opzichte van andere verkeersdeelnemers en heeft zo de verkeersveiligheid en de veiligheid van andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht.
Strafoplegging dient niet alleen plaats te vinden met inachtneming van de gevolgen van de gemaakte verkeersfout, maar moet vooral ook worden afgezet tegen de ernst van de gemaakte verkeersfout en de mate van schuld daaraan van verdachte. In dit geval draagt de verkeersfout van verdachte de gradatie van ernstige schuld in de zin van de WVW. Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Bij een ernstige mate van schuld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg wordt een oriëntatiepunt van 160 uur taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden voorgesteld.
De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte rekening met zijn strafblad, waaruit blijkt dat hij in 2021 is veroordeeld voor een verkeersovertreding.
Ook neemt de rechtbank het reclasseringsrapport dat over verdachte is uitgebracht bij de strafoplegging in aanmerking. Hieruit volgt dat er geen indicaties zijn voor het inzetten van reclasseringsinterventies, aangezien het recidiverisico als laag wordt ingeschat.
De rechtbank weegt daarnaast mee dat verdachte zich na het ongeval heeft bekommerd om [slachtoffer] en veelvuldig contact met hem heeft gehad. De bezorgdheid en medeleven die verdachte heeft getoond ten aanzien van [slachtoffer] komt op de rechtbank authentiek over. Dit spreek in het voordeel van verdachte. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 160 uur passend is, te vervangen door 80 dagen hechtenis als deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank acht daarnaast een OBM op zijn plaats.
Zij zal de OBM voorwaardelijk opleggen, nu verdachte als beroepschauffeur zijn rijbewijs hard nodig heeft voor zijn werk. Alles afwegend acht de rechtbank een OBM van één jaar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 160 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
80 dagen;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.E. Mullers, voorzitter,
en mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. E.B. Prenger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.E. van Wijk, griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 15 oktober 2025
Mrs. Mullers en Prenger zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 mei 2024 te Westdorpe, gemeente Terneuzen als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de Finlandweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- te rijden terwijl hij, verdachte, een verminderd zicht had door zijn voorruit door
aldaar aangebrachte/geplaatste materialen -
tijdens het rijden een of meerdere handelingen te verrichten aan/op zijn mobiele
telefoon, en/of (daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het (tegemoetkomende)
verkeer en/of de weg vóór zich te houden, en/of
zonder zich er voldoende van te vergewissen dat de weg welke verdachte wilde
afleggen vrij was, naar links af te slaan (de Autrichehavenweg op) waarbij verdachte
de bocht afsneed/de binnenbocht nam en/of niet de snelheid van dat door hem,
verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig geregeld dat hij in staat was zijn
motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die
voornoemde weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of (daarbij) in
aanrijding/botsing te komen met een voor hem, verdachte, tegemoetkomende
motorrijder en/of diens motor,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
een gebroken rechtervoet/enkel en/of (een) gebroken ribben/borstkast en/of 2
klaplongen en/of een gebroken rechter onderarm en/of weggeschaafde huid van de
rechteronderarm en/of verminderd gevoel in de rechter arm en/of hand, of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 mei 2024 te Westdorpe, gemeente Terneuzen als bestuurder
van een voertuig (vrachtwagencombinatie), daarmee rijdende op de weg, de
Finlandweg,
- heeft gereden terwijl hij, verdachte, een verminderd zicht had door zijn voorruit
door aldaar aangebrachte/geplaatste materialen -
tijdens het rijden een of meerdere handelingen heeft verricht aan/op zijn mobiele
telefoon, en/of (daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het (tegemoetkomende)
verkeer en/of de weg vóór zich heeft gehouden, en/of
zonder zich er voldoende van te vergewissen dat de weg welke verdachte wilde
afleggen vrij was, naar links af te slaan (de Autrichehavenweg op) waarbij verdachte
de bocht afsneed/de binnenbocht nam en/of niet de snelheid van dat door hem,
verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn
motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die
voornoemde weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of (daarbij) in
aanrijding/botsing is gekomen met een voor hem, verdachte, tegemoetkomende
motorrijder en/of diens motor,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )