Op 3 oktober 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van drs. [verzoeker] M.Sc. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters die eerder een beslissing hadden genomen in een civiele procedure. Verzoeker vond de wrakingskamer partijdig, omdat hij de ontvangstbevestiging van zijn verzoek pas een week na de dagtekening had ontvangen. Hij stelde dat de termijn om zijn verhinderdata kenbaar te maken te kort was en dat er geen aandacht was besteed aan een door hem gestelde belediging door de behandelend rechter.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel stelt dat een partij een rechter kan wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde echter dat het verzoek tot wraking te laat was ingediend, aangezien de behandeling van de zaak al was geëindigd met een eerdere beslissing.
Daarom werd het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing werd op dezelfde dag openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door de rechters M. Breeman, A. Luijks en J. van de Sande, en in tegenwoordigheid van griffier mr. Rockx.