ECLI:NL:RBZWB:2025:6953

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
02-261097-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag met ernstige gevolgen voor slachtoffers

Op 17 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 november 2023 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de N59 te Zierikzee. De verdachte, een jonge bestuurder, was tijdens het rijden met zijn mobiele telefoon bezig, wat leidde tot een aanrijding met een tegemoetkomend voertuig. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor meerdere slachtoffers. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 15 maanden geëist. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van de gevolgen voor de slachtoffers mee, evenals de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De rechtbank benadrukte dat het ongeval een grote impact had op de slachtoffers en dat de verdachte zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer had miskend.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02-261097-24
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 oktober 2025
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] ,
raadsvrouw mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. L. van Hemert en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij de slachtoffers (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), zoals primair ten laste gelegd. Verdachte is gedurende de autorit meermaals met zijn telefoon bezig geweest, hetgeen ervoor heeft gezorgd dat verdachte zijn voertuig niet op de eigen rijbaan heeft kunnen houden, niet tijdig heeft kunnen ingrijpen om een aanrijding te voorkomen en waardoor hij een botsing heeft veroorzaakt. Hierdoor is er sprake van zeer onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag. Door de aanrijding hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen en is bij [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] [slachtoffer 5] sprake van zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair ten laste gelegde feit, omdat de onoplettendheid van verdachte geen aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid betreft. Het lijkt erop dat het ongeval heeft plaatsgevonden door een kort moment van onoplettendheid door verdachte. Niet gebleken is dat hij op het moment van de aanrijding bezig was met zijn telefoon of andere elektronica. Voor de bewezenverklaring van het subsidiaire feit refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Verdachte reed op 16 november 2023 als bestuurder van een personenauto, een Opel Astra, op de N59 van Zierikzee in de richting van Burgh-Haamsteede. De hem tegemoetkomende [slachtoffer 5] reed op dat moment in zijn Range Rover op de N59 van Burgh-Haamsteede in de richting van Zierikzee. In dit voertuig bevonden zich [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] als inzittenden. Op enig moment is het linker voorwiel van de auto van verdachte op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer terecht gekomen. Verdachte overschreed daarbij de dubbele onderbroken asmarkering en kwam vervolgens met de linkervoorzijde van zijn auto in botsing met de linkervoorzijde van de Range Rover. Als gevolg hiervan brak het linkervoorwiel van de Range Rover af en werd het voertuig onbestuurbaar. De Range Rover is vervolgens in botsing gekomen met het voertuig, een Ford Transit, van [slachtoffer 4] die achter verdachte reed. Als gevolg van het ongeval liepen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] lichamelijk letsel op.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of verdachte door zijn gedraging schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW, en zo ja, in welke mate. Van schuld in vorenbedoelde zin is pas sprake bij minimaal een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Bij de beoordeling daarvan komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Ook geldt in het algemeen dat een enkel moment van onvoorzichtigheid of onoplettendheid niet betekent dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Het rijgedrag van verdachte moet voor het vaststellen van (de mate van) schuld worden afgezet tegen dat wat van de gemiddelde verkeersdeelnemer mag worden verwacht.
Naar aanleiding van het ongeval werd een onderzoek ingesteld naar de telefoon van verdachte. Aan de hand van de uitgelezen GPS locaties kan het volgende worden vastgesteld. Omstreeks 07.24 uur vond het ongeval plaats. Kort daarvoor heeft verdachte op verschillende momenten, te weten om 07:17 uur, 07:18 uur en 07:22 uur, selfies gemaakt en die via Snapchat verzonden. Buitenom deze handelingen van verdachte blijkt uit het dossier niet van overige omstandigheden die kunnen verklaren waarom verdachte op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen en een verkeersongeval heeft veroorzaakt. Verdachte reed immers op een overzichtelijke weg, op een route die hem bekend was. De rechtbank gaat er daarmee vanuit dat verdachte op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen omdat hij zijn aandacht gedurende een langere tijd niet op de weg had en was afgeleid door zijn telefoon. Uit de uitgelezen telefoongegevens kan niet worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het ongeval gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon.
De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van gedragingen van verdachte (te weten het meermalen verrichten van handelingen met/op diens telefoon) bezien tegen de achtergrond van de overige omstandigheden van het geval (te weten dat het ongeval plaatsvond op een recht, overzichtelijk stuk weg waarmee verdachte bekend was) in ernstige mate afwijkt van het gedrag van een normale verkeersdeelnemer en dat het overige verkeer volstrekt niet bedacht is op dergelijke gedragingen. Er kan dan ook niet worden gesproken van een kort moment van onoplettendheid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte gedrag vertoond dat de kwalificatie ‘aanzienlijke mate van schuld‘ overstijgt en is sprake van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Dat maakt dat het ongeval aan de schuld van verdachte, als bedoeld in artikel 6 WVW, is te wijten.
Letsel
Om tot een veroordeling te komen ter zake artikel 6 WVW dient sprake te zijn van zwaar lichamelijk letsel dan wel van letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering van de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel wegen in ieder geval factoren mee als de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het letsel van [slachtoffer 2] kwalificeert de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW, bestaande uit onder andere een gebroken nek, zware inwendige bloedingen, één of meer gebroken ribben, een geperforeerde long, meerdere breuken in de heup en het bekken en een gescheurde lever. Daarnaast heeft zij enige tijd in coma gelegen. Het letsel van [slachtoffer 1] kwalificeert de rechtbank eveneens als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW, bestaande uit gebroken ribben, een gebroken nekwervel, twee scheuren in de darmen, een scheur in de lever en afgescheurde buikspieren. De rechtbank kwalificeert het letsel van [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , bestaande uit onder andere kneuzingen, gebroken ribben, een klaplong, afgebroken tanden en een gescheurde milt, gelet op de aard en de gevolgen daarvan, telkens als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan in de zin van artikel 6 WVW.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte kort vóór dan wel ten tijde van het ongeval bezig was met het infotainmentsysteem/navigatiesysteem van de auto. De rechtbank spreekt verdachte daarom gedeeltelijk vrij van de onderdelen van de tenlastelegging die daarop zien.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 november 2023 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de N59
,zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, onvoorzichtig en onoplettend, tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig met een mobiele telefoon berichten te versturen en op het scherm van een mobiele telefoon te kijken en een mobiele telefoon vast te houden en hierdoor onvoldoende zijn aandacht op de weg te houden en niet bij voortduring, het door verdachte bestuurde motorrijtuig op de voor verdachte bestemde weghelft/rijbaan te houden en in botsing/aanrijding te komen met een op de weghelft/rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer rijdend motorrijtuig, waardoor voor [slachtoffer 4] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en waardoor voor [slachtoffer 5] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en waardoor voor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer gebroken ribben en een gebroken wervel en één of meer scheur(en) in de darmen en een scheur in de lever en één of meer afgescheurde buikspieren is ontstaan, en waardoor voor [slachtoffer 3] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en waardoor voor [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken nek en zware inwendige bloedingen en één of meer gebroken ribben en een geperforeerde long en één of meerdere breuken in de heup en bekken en een gescheurde lever, is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij het bepalen van een straf rekening te houden met het tijdsverloop, de noodzaak van het behoud van het rijbewijs en het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft. Tevens wordt verzocht rekening te houden met de snelheidsovertreding van [slachtoffer 5] , hetgeen een negatief effect zal hebben gehad op de impact van de botsing alsmede op het letsel van de slachtoffers. De verdediging verzoekt aan verdachte geen onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen, maar dit slechts in voorwaardelijke zin te doen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft door zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij vijf personen (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen volgt dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] daar tot op de dag van vandaag de (fysieke) gevolgen van ondervinden. Het ongeval heeft een grote impact op hen gehad en heeft hun leven voorgoed in negatieve zin veranderd. Door zo te handelen heeft verdachte zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer miskend en heeft hij de veiligheid van andere verkeersdeelnemers in gevaar gebracht.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Ter zitting heeft verdachte echter verklaard dat hij eerder een geldboete opgelegd heeft gekregen voor het bellen achter het stuur en dat hij vaker zijn telefoon gebruikte terwijl hij een voertuig bestuurde. De rechtbank acht het telefoongebruik van verdachte achter het stuur zorgelijk.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 10 september 2025 dat over verdachte is opgemaakt. Hieruit volgt dat verdachte stabiliteit kent op alle leefgebieden. Er zijn geen hulpvragen en er zijn voldoende steunbronnen aanwezig. De kans op recidive wordt door de reclassering ingeschat als laag, reden waarom er geen aanleiding bestaat om een forensisch kader te adviseren.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor een verkeersongeval met lichamelijk letsel en tijdelijke ziekte, waarbij geen alcoholgebruik aan de orde is en waarbij de categorie “ernstige schuld” bewezen wordt verklaard, uit van een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Ingeval sprake is van zwaar lichamelijk letsel gaan de oriëntatiepunten onder dezelfde omstandigheden en categorie uit van een taakstraf voor de duur van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar.
In strafverzwarende zin neemt de rechtbank mee dat in onderhavige zaak sprake is van vijf slachtoffers, waarbij twee van hen zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn jeugdige leeftijd en het feit dat ook verdachte deze gevolgen van zijn verkeersgedragingen niet heeft gewild. Verdachte heeft verklaard enorm veel spijt te hebben van zijn handelen. Voorts ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, openstond voor een gesprek met de slachtoffers en het tijdsverloop aanleiding om van de oriëntatiepunten af te wijken.
Alle omstandigheden in ogenschouw genomen is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. Dit betekent dat de rechtbank verdachte veroordeelt tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, bij niet goed verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis. Daarnaast legt de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15 maanden op, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 15 (vijftien) maanden, waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. J.F.C. Janssen en mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 oktober 2025.
Mr. Janssen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9 Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 16 november 2023 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de N59 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig met een mobiele telefoon
berichten te versturen en op het scherm van een mobiele telefoon te kijken
en een mobiele telefoon vast te houden, en/of
tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig gedurende enige tijd te kijken
naar en/of bezig te zijn met het instellen van het
infotainmentsysteem/navigatiesysteem van het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig, en/of
(hierdoor) niet of onvoldoende zijn aandacht op de weg te houden en/of niet
althans, niet bij voortduring, het door verdachte bestuurde motorrijtuig op de voor
verdachte bestemde weghelft/rijbaan te houden en/of in botsing/aanrijding te
komen met een op de weghelft/rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende
verkeer rijdend motorrijtuig,
waardoor voor [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel, te weten gekneusde kaak, één
of meer afgebroken tand(en), gekneusde schouder en/of linker pols en/of pink
en/of rechter hand en/of één of meer rib(ben) en/of borstbeen, en/of van beide
knieën de binnen meniscus gescheurd en gekneusd, of zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van
de normale bezigheden is ontstaan, en/of
waardoor voor [slachtoffer 5] zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer
gebroken rib(ben), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan, en/of
waardoor voor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer
gebroken rib(ben) en/of een gebroken wervel en/of één of meer scheur(en) in de
darmen en/of een scheur in de lever en/of één of meer afgescheurde buikspier(en),
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of
waardoor voor [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurde
milt, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of
waardoor voor [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken nek
en/of zware inwendige bloedingen en/of één of meer gebroken rib(ben) en/of een
geperforeerde long en/of één of meerdere breuk(en) in de heup en bekken en/of
een gescheurde lever, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 november 2023 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
N59,
tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig met een mobiele telefoon
berichten te versturen en op het scherm van een mobiele telefoon te kijken
en een mobiele telefoon vast te houden, en/of tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig gedurende enige tijd te kijken
naar en/of bezig te zijn met het instellen van het
infotainmentsysteem/navigatiesysteem van het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig, en/of
(hierdoor) niet of onvoldoende zijn aandacht op de weg heeft gehouden en/of niet
althans, niet bij voortduring, het door verdachte bestuurde motorrijtuig op de voor
verdachte bestemde weghelft/rijbaan heeft gehouden en/of in botsing/aanrijding is
gekomen met een op de weghelft/rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende
verkeer rijdend motorrijtuig,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)