ECLI:NL:RBZWB:2025:6962
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de motorrijtuigenbelasting en verzoek om schadevergoeding
Op 15 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 24/8085, 25/5194 en 25/5195, waarbij belanghebbende in beroep ging tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank beoordeelde de beroepen van belanghebbende, die in totaal € 279 aan motorrijtuigenbelasting had voldaan over de periode van 12 augustus 2022 tot en met 10 november 2022. De inspecteur had de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard en het verzoek om een dwangsom afgewezen. Belanghebbende was niet verschenen op de zitting, maar de rechtbank oordeelde dat de uitnodiging op juiste wijze was verzonden.
De rechtbank concludeerde dat de inspecteur het juiste tarief voor de motorrijtuigenbelasting had toegepast en dat belanghebbende niet in aanmerking kwam voor een vermindering van de belasting. De rechtbank verwierp ook het verzoek om een dwangsom en de aanvraag voor schadevergoeding, omdat de beroepen ongegrond waren. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schending van het beginsel 'ne bis in idem', aangezien de motorrijtuigenbelasting en parkeerbelasting verschillende belastingen zijn. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, met de conclusie dat belanghebbende geen recht had op teruggaaf van motorrijtuigenbelasting of vergoeding van proceskosten.