Op 16 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over de WOZ-waarde van een appartementencomplex en bijbehorende parkeerplaatsen. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, had beroep aangetekend tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant, die de WOZ-waarde van de woningen en parkeerplaatsen had vastgesteld op 1 januari 2023. De rechtbank beoordeelde de beroepen van belanghebbende, die stelde dat de vastgestelde waarden te hoog waren en vroeg om een verlaging van €15.000 of 10% per waardepeildatum. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarden niet te hoog waren vastgesteld, en dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar waren met de onderhavige woningen. De rechtbank wees ook het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn af, omdat de behandeltermijn niet was overschreden. De uitspraak resulteerde in de handhaving van de WOZ-waardes en de aanslagen onroerendezaakbelastingen (OZB).