In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 oktober 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 8 april 2025 tot herbeoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden, aangezien eiseres op 25 juni 2025 het UWV in gebreke heeft gesteld en er sindsdien geen besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van vier maanden opgelegd om een zorgvuldige besluitvorming te waarborgen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die het UWV moet betalen. De rechtbank concludeert dat het UWV het griffierecht van € 53,- en € 453,50 aan proceskosten aan eiseres moet vergoeden.