ECLI:NL:RBZWB:2025:6989

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
24/3230
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de intrekking van een omgevingsvergunning voor een Bed & Breakfast in strijd met het bestemmingsplan

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2025, wordt het beroep van eiser tegen de intrekking van een omgevingsvergunning voor de realisatie van een Bed & Breakfast (B&B) in een tuinhuis beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit, genomen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, een motiveringsgebrek vertoont. Eiser had op 19 oktober 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd, die op 6 november 2023 werd verleend, maar later door het college werd ingetrokken na bezwaar van derde-partijen. De rechtbank concludeert dat, hoewel het beroep gegrond is, de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Dit betekent dat de intrekking van de omgevingsvergunning niet wordt teruggedraaid, omdat de rechtbank van mening is dat de aanvullende motivering in het verweerschrift van het college de eerdere motiveringsgebreken herstelt. Eiser krijgt geen gelijk in de inhoudelijke beoordeling van de vergunning, maar het college moet wel het griffierecht en de proceskosten vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3230

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. J.L. Baar),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, het college.
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
[derde-partij 1],
[derde-partij 2],
[derde-partij 3],
[derde-partij 4],
[derde-partij 5]en
[derde-partij 6] , allenuit [plaats 2] , derde-partijen.

Samenvatting

1. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van 13 februari 2024 (het bestreden besluit), waarbij de omgevingsvergunning voor de activiteit “het gebruiken van bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan” ten behoeve van de realisatie van een Bed & Breakfast (B&B) in een tuinhuis is ingetrokken.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek kent. Het beroep is door dit gebrek gegrond, maar de rechtbank laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Eiser krijgt inhoudelijk dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 19 oktober 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteit “het gebruiken van bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan” ten behoeve van de realisatie van een B&B in een bestaand gebouw op het [adres] in [plaats 2] . Het bestaande gebouw is een tuinhuis. In de woning op dit perceel zit al een B&B. Eiser is eigenaar van het perceel.
2.1.
Het college heeft op 6 november 2023 de omgevingsvergunning verleend (het primaire besluit).
2.2.
De derde-partijen hebben hiertegen allen bezwaar gemaakt.
2.3.
In het bestreden besluit heeft het college overeenkomstig het advies van de commissie voor de bezwaarschriften (hierna: de commissie) het bezwaar van de derde-partijen gegrond verklaard en het primaire besluit ingetrokken.
2.4.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
2.5.
Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
2.6.
De derde-partijen hebben ook allen gereageerd op het beroep.
2.7.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde. Namens het college was mr. L.P. Koster-Braad aanwezig. Ook derde-partijen [derde-partij 3] , [derde-partij 4] , [derde-partij 5] en [derde-partij 6] hebben de zitting bijgewoond. Derde-partijen [derde-partij 1] en [derde-partij 2] zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.
2.8.
De rechtbank heeft het onderzoek op zitting gesloten. Na de zitting heeft de rechtbank nog een poststuk van derde-partijen ontvangen. Aangezien de rechtbank het onderzoek al gesloten had en heeft toegezegd om uiterlijk 17 oktober 2025 uitspraak te doen, heeft de rechtbank het poststuk ongeopend naar derde-partijen teruggestuurd.
Beroepsgronden
3. Eiser stelt dat de motivering in het bestreden besluit de intrekking van het primaire besluit niet kan dragen. Er wordt voldaan aan de Nota Recreatiebeleid. Daarnaast heeft het college achteraf voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbonden, desondanks voldoet de B&B hieraan. Er is geen grondslag om het bedrijfsmatig of een commerciële nevenactiviteit te noemen: de huurster heeft het hoofdverblijf in de woning. De omgevingsvergunning moet dus worden verleend.

Beoordeling door de rechtbank

Wettelijk kader
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Die wet is vervallen als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet leidt de rechtbank af dat het oude recht van toepassing blijft op een besluit op een aanvraag die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend. De aanvraag om een omgevingsvergunning is in deze zaak ingediend vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval het oude recht, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
4.1.
Op het tuinhuis is het bestemmingsplan ‘Bebouwde kom [plaats 2] ’ (het bestemmingsplan) van toepassing. Het perceel waarop het tuinhuis staat heeft een gemengde bestemming. Op basis van artikel 7, eerste lid, van het bestemmingsplan zijn de voor “Gemengd” aangewezen gronden onder meer bestemd voor kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, wonen en bedrijfsactiviteiten. Tussen partijen is niet geschil dat de aangevraagde B&B in het tuinhuis in strijd met deze bestemming is.
4.2.
Artikel 27, aanhef en onder b, van het bestemmingsplan geeft een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid voor het aanbieden van een B&B in een woning. Eiser en het college zijn het erover eens dat het tuinhuis geen woning is, dus dat deze binnenplanse afwijkingsmogelijkheid niet van toepassing kan zijn.
4.3.
De overige voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage van deze uitspraak.
Motiveringsgebrek
5. Om de B&B in het tuinhuis te legaliseren heeft het college in het primaire besluit een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit “het gebruiken van bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan”. Dit besluit heeft het college gebaseerd op artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2
°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, negende lid, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: de kruimelregeling).
5.1.
Naar aanleiding van het bezwaar van de derde-partijen heeft de bezwaarschriftencommissie het college geadviseerd om de omgevingsvergunning in te trekken. Volgens de commissie is geen sprake van een B&B, maar van recreatieve verhuur en moet daarom de vergunning worden ingetrokken. Dit heeft het college overeenkomstig het advies in het bestreden besluit ook gedaan. Daarbij heeft het college aangegeven dat een B&B in een bijgebouw is toegestaan onder zeven voorwaarden. Deze voorwaarden lijken een combinatie te zijn van de voorwaarden uit artikel 27, aanhef en onder b, van het bestemmingsplan en artikel 4.2.1 van de Nota Recreatiebeleid. Beide artikelen gaan over het aanbieden van een B&B in een woning. De conclusie van het college is dat niet voldaan wordt aan deze voorwaarden omdat sprake is van commerciële verhuur en de vergunning dus ingetrokken moet worden.
5.2.
In het verweerschrift motiveert het college dat de afweging gemaakt moet worden of het initiatief passend is binnen een goede ruimtelijke ordening, omdat de B&B gevestigd wordt in een bijgebouw (het tuinhuis) en niet in het hoofdgebouw (de woning). Ruimtelijk gezien vindt het college het niet wenselijk dat het toezicht op de B&B ontbreekt, dat de B&B commercieel verhuurd wordt en de feitelijke exploitatie niet in handen is van de hoofdbewoners. Op zitting heeft het college bevestigd dat het juiste toetsingskader pas in het verweerschrift is benoemd: de kruimelregeling en de toets of het niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens het college kunnen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit desalniettemin in stand blijven.
Rechtsgevolgen in stand
6. Gelet op de motivering in het verweerschrift, ziet de rechtbank aanleiding om te onderzoeken of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in stand kunnen worden gelaten. Hierbij betrekt de rechtbank wat eiser in de bezwaar- en beroepsprocedure al heeft aangevoerd over het toezicht, de verhuur en de exploitatie van de B&B.
6.1.
Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [1]
6.2.
De rechtbank is, gelet op de aanvullende motivering in het verweerschrift en de terughoudende toets die zij aanlegt, van oordeel dat het college de aangevraagde B&B in het tuinhuis in strijd met een goede ruimtelijke ordening mocht achten. De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, nu het motiveringsgebrek is hersteld met de aanvullende motivering in het verweerschrift.

Conclusie

7. Het beroep is gegrond omdat het college pas in beroep het juiste toetsingskader heeft benoemd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek.
7.1.
De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb, wel de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit omdat het motiveringsgebrek hangende het beroep is hersteld en de alsnog gegeven motivering in het verweerschrift de rechterlijke toets kan doorstaan. Dit betekent dat de intrekking van de omgevingsvergunning voor de activiteit “het gebruiken van bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan” in stand blijft.
7.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten. Deze proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,00 aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Janzing, op 16 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°

Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht

Artikel 4, aanhef en negende lid

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;
Het bestemmingsplan “Bebouwde kom [plaats 2] ”

Artikel 27, tweede lid, aanhef en onder b

Onder strijdig gebruik als bedoeld in lid 1 wordt niet verstaan:
b. het aanbieden van bed & breakfast in een woning, met dien verstande dat:
- er aan maximaal vijf personen tegelijkertijd logies mag worden aangeboden;
- de woning bewoond dient te worden door de hoofdbewoner(s);
- het gebouw geschikt moet zijn voor permanente bewoning;
- het gebouw het hoofdgebouw van het perceel moet zijn;
- er geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast mag ontstaan voor de omgeving;
- er slechts terughoudende reclame-uitingen geplaatst mogen worden, neonre-clame is niet toegestaan;

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 augustus 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3839.