ECLI:NL:RBZWB:2025:699

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
02-252961-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ernstige gevolgen door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag en weigering tot medewerking aan adem- en bloedonderzoek

Op 10 juli 2022 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de Boslustweg te Bergen op Zoom, waarbij de verdachte, geboren in 2000, met een snelheid van 103 kilometer per uur reed, terwijl de maximumsnelheid daar 60 kilometer per uur was. De verdachte raakte van de weg en botste tegen een boom, wat leidde tot ernstige verwondingen bij twee inzittenden. Een van de slachtoffers, de broer van de verdachte, liep een dwarslaesie op en is blijvend verlamd vanaf zijn middel. De verdachte weigerde medewerking te verlenen aan een ademonderzoek en bloedonderzoek, wat de situatie verergerde. Tijdens de zitting op 29 januari 2025 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie stelde dat de feiten bewezen konden worden, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte in een noodsituatie verkeerde en niet opzettelijk roekeloos had gereden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, en dat zijn verklaring over een noodsituatie niet aannemelijk was. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf van 240 uur op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als verzorger van zijn broer, en de impact van het ongeval op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-252961-23
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 februari 2025
in de strafzaak tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. C.F.J. Wiegant, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte roekeloos, dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden door met een personenauto met een hogere snelheid te rijden dan de toegestane maximumsnelheid en daarbij tegen een boom is gebotst, waardoor letsel is ontstaan bij twee inzittenden, dan wel hierdoor gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Daarnaast heeft verdachte geweigerd medewerking te verlenen aan een ademanalyse en een bloedonderzoek.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de feiten kunnen worden bewezen. Het kan objectief worden vastgesteld dat verdachte met een snelheid van 103 kilometer per uur reed en zijn rempedaal niet heeft aangeraakt. Doordat verdachte te hard reed, heeft hij aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld en is sprake van ernstige schuld. De weigering om mee te werken aan de ademanalyse en het bloedonderzoek volgt uit de processen-verbaal van politie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging het scenario opgeworpen dat door een plotseling opgedoemd hert of hond verdachte tijdens het uitwijken in een paniekreactie per ongeluk het gaspedaal heeft ingetrapt in plaats van het rempedaal en daardoor te hard heeft gereden. Deze snelheidsoverschrijding is verontschuldigbaar, net als het van de weg geraken, omdat er sprake was van een noodsituatie. Er is geen enkele indicatie dat verdachte onder invloed van alcohol heeft gereden. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte bij het ongeval een enorme klap heeft gemaakt, waardoor hij in de war was en niet alles meer goed begreep. Aangezien verdachte niet heeft meegekregen wat er gebeurde, is er geen sprake van het weigeren van zijn medewerking.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 10 juli 2022 een eenzijdig verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Boslustweg te Bergen op Zoom, waarbij een auto met daarin verdachte als bestuurder, [benadeelde 1] als bijrijder en [benadeelde 2] als passagier achterin, van de weg is geraakt en tegen een boom is gebotst. Uit de Event Data Recorder (EDR) volgt dat de auto 1,2 seconde voor de frontale botsing tegen de boom heeft gereden met een snelheid van 103 kilometer per uur en dat het rempedaal voor de botsing niet is gebruikt. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat verdachte harder heeft gereden dan de aldaar geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur. De auto is in de bocht van de weg geraakt en met een snelheid van 74 kilometer per uur tegen een boom gebotst. Na de botsing bleek [benadeelde 1] vijf gebroken ribben, een hersenschudding en een gekneusde enkel te hebben. [benadeelde 2] bleek een dwarslaesie te hebben opgelopen en zal voor de rest van zijn leven verlamd zijn vanaf zijn middel. Daarnaast staat vast dat het ongeval niet is ontstaan door een technisch mankement aan de auto of door een omgevingsfactor.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de bocht door een opgedoemd dier tijdens het uitwijken in een paniekreactie per ongeluk het gaspedaal heeft ingetrapt in plaats van het rempedaal en daardoor te hard heeft gereden. Verdachte reed wel iets te hard, namelijk 70 tot 80 kilometer per uur, maar zeker geen 103 kilometer per uur. Als gevolg van het per ongeluk intrappen van het gaspedaal is de auto in een drift geraakt en tegen de boom gebotst. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij zich de aanloop naar de botsing niet kan herinneren en dat hij dit scenario heeft opgeworpen als mogelijke verklaring voor het verkeersongeval. De rechtbank gaat voorbij aan deze verklaring/dit scenario. Los van het feit dat verdachte zelf niet zeker weet of hij op het gaspedaal heeft getrapt in plaats van het rempedaal, stelt de rechtbank het volgende vast. Uit het dossier volgt dat de driftsporen op het wegdek zijn aangetroffen vanaf het begin van de bocht waar verdachte is uitgevlogen. De boom waartegen de auto tot stilstand kwam, staat gelet op de kaart op pagina 51 van het dossier ongeveer 50 meter verderop. Dat betekent dat verdachte voor de bocht al met de door de EDR geregistreerde snelheid van 103 kilometer per uur moet hebben gereden en dat het onmogelijk is dat verdachte - zoals hij zelf heeft verklaard - in de bocht een dier zag en pas op dat moment gas bij zou hebben gegeven. Daarnaast acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat in een dergelijk kort tijdsbestek en korte afstand een acceleratie van een snelheid van 70 tot 80 kilometer per uur naar een gemeten snelheid van 103 kilometer per uur met de auto van verdachte technisch mogelijk is. De rechtbank stelt daarom vast dat verdachte met een veel te hoge snelheid heeft gereden en dat hij niet heeft geremd voor de bocht. De auto is hierdoor van de weg geraakt en tegen de boom gebotst. De rechtbank merkt dit aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag van verdachte. Het primair ten laste gelegde feit is dus wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 2 en 3
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 10 juli 2022 om 06:27 uur ter plaatse waren bij het verkeersongeval op de Boslustweg te Bergen op Zoom. Om 07:10 uur hebben zij verdachte gevorderd mee te werken aan een voorlopig onderzoek uitgeademde lucht, hetgeen verdachte weigerde. Om 07:12 uur hebben zij verdachte gevorderd mee te werken aan de speekseltest, hetgeen hij eveneens weigerde. Vervolgens heeft om 07:20 uur [verbalisant 3] , in haar hoedanigheid als hulpofficier van justitie, verdachte bevolen zich te onderwerpen aan een bloedonderzoek. Daarbij is aan verdachte meegedeeld dat weigering een misdrijf oplevert. Verdachte gaf geen gevolg aan dit bevel en verklaarde niet te willen meewerken.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte door de enorme klap die hij had gemaakt mogelijk een hersenschudding had en zo in de war was, dat hij niet begreep wat er gebeurde. Dit verweer wordt verworpen. Hoewel uit de processen-verbaal van bevindingen volgt dat verdachte enigszins in de war leek te zijn, stelt de rechtbank vast dat uit zijn handelen wel bewustheid blijkt. Drie verbalisanten hebben verklaard dat verdachte niets heeft willen verklaren - ook niet op de vraag wie de bestuurder van de auto was - en iedere vorm van medewerking weigerde. Als verdachte zodanig in de war was dat hij de vragen van de verbalisanten niet had begrepen, zou dat door de verbalisanten zijn opgenomen in hun bevindingen. Zij waren immers om 06:27 uur ter plaatse en het bevel tot onderwerping aan het bloedonderzoek is om 07:20 uur gegeven, waardoor zij enige tijd met verdachte op de plaats van het ongeval hebben doorgebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van de drie verbalisanten. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten waaruit blijkt dat verdachte zodanig in de war was dat hij zich onbewust was van zijn weigering. De feiten zijn wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 10 juli 2022 te Bergen op Zoom, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee rijdende over de weg, de Boslustweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, te rijden met een snelheid die hoger lag dan de wettelijke toegestane maximum snelheid en niet het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig door de voor hem, verdachte, gelegen bocht te sturen en vervolgens met het door hem bestuurde voertuig links van de weg is geraakt en tegen een boom is gebotst, waardoor een ander genaamd [benadeelde 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een dwarslaesie werd toegebracht,
en een ander genaamd [benadeelde 1] zodanig lichamelijk letsel, te weten vijf gebroken ribben, een hersenschudding en een gekneusde enkel, werd toegebracht,dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede
enzesde lid van de genoemde wet;
2
op 10 juli 2022 te Bergen op Zoom, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een auto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat;
3
op of omstreeks 10 juli 2022 te Bergen op Zoom, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden. Door het handelen van verdachte is zijn voertuig van de weg geraakt en tegen een boom gebotst, waardoor de slachtoffers letsel hebben opgelopen. Een van de slachtoffers, de broer van verdachte, heeft hier een dwarslaesie aan overgehouden en zal voor de rest van zijn leven verlamd zijn vanaf zijn middel. Bovendien heeft verdachte geweigerd mee te werken aan een ademonderzoek en bloedproef waarmee vastgesteld had kunnen worden of verdachte al dan niet onder invloed van drugs en of alcohol verkeerde ten tijde van de botsing. Ook dit rekent de rechtbank verdachte flink aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor misdrijven aangaande de WVW, maar wel voor een verkeersovertreding
De rechtbank houdt rekening met de oriëntatiepunten van het LOVS, die voor dergelijke feiten als uitgangspunt een gevangenisstraf van zeven maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van drie jaar benoemen. De rechtbank zal hier ten voordele van verdachte van afwijken, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer 6 maanden en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het verkeersongeval heeft impact gehad op verdachte, die elke dag met de zeer ernstige gevolgen van zijn handelen wordt geconfronteerd als verzorger van zijn broer die door het ongeval een dwarslaesie heeft opgelopen. Verdachte werkt in de transportsector en is afhankelijk van zijn rijbewijs voor zijn levensonderhoud en het kunnen betalen van zijn woning. Na het ongeval heeft verdachte zijn werk in de transportsector weer opgepakt en zijn er geen andere ongevallen geweest. Daarom zal de rechtbank ook een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen aan verdachte. Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te plegen en om hiermee de laakbaarheid van zijn strafbaar handelen duidelijk te maken.
Alles afwegend zal de rechtbank een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opleggen, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

7.Het beslag

Ten aanzien van de in beslag genomen iPhone 12 zal een last worden gegeven tot teruggave aan verdachte.
Ten aanzien van de in beslag genomen Renault Megane, de boordcomputer en de airbags zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 163, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl het feit is
veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde
maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en terwijl de schuldige na
het feit niet heeft voldaan aan bevelen, gegeven krachtens artikel 163, tweede en
zesde lid, van de wet;
feit 2:overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3:overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
Bijkomende straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
1 Apple iPhone 12, zwart;
- gelast teruggave aan de rechthebbende van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
1 personenauto, Renault Megane, kenteken [kenteken] , chassisnr [chassisnr] .
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van de Wetering, voorzitter,
en mrs. R. Combee en J.P.E. Mullers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 februari 2025.
mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 10 juli 2022 te Bergen op Zoom, in elk geval in Nederland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Boslustweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden met een snelheid die hoger lag dan de wettelijke toegestane maximum snelheid, althans te rijden met een snelheid die (veel) hoger lag dan voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of niet, althans niet behoorlijk, het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig door de voor hem, verdachte, gelegen bocht te sturen/geleiden, en/of vervolgens met het door hem bestuurde voertuig (links) van de weg is geraakt/gereden en/of tegen een boom is gebotst, waardoor (een) ander(en) genaamd [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten voor die [benadeelde 2] een dwarslaesie en/of voor die [benadeelde 1] vijf, althans een of meer gebroken ribben, een hersenschudding en/of een gekneusde enkel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van de genoemde wet;
subsidiair:
hij op of omstreeks 10 juli 2022 te Bergen op Zoom, in elk geval in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Boslustweg, heeft gereden met een snelheid die hoger lag dan de wettelijke toegestane maximum snelheid, althans heeft gereden met een snelheid die (veel) hoger lag dan voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of niet, althans niet behoorlijk, het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig door de voor hem, verdachte, gelegen bocht heeft gestuurd/geleid, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op 10 juli 2022 te Bergen op Zoom, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een auto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat;
3
hij op of omstreeks 10 juli 2022 te Bergen op Zoom, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.