ECLI:NL:RBZWB:2025:700

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
02-148932-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor uitvoer van 50 kilogram cocaïne door beroepschauffeur

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1990 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de P.I. Vught, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2025 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van de verlengde uitvoer van 50 kilogram cocaïne, wat hem ten laste was gelegd in de tenlastelegging. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.W. Louwers, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als beroepschauffeur, had moeten weten dat hij nader onderzoek had moeten doen naar de inhoud van de dozen die hij vervoerde. De verdachte had verklaard dat hij dacht dat het om sigaretten ging, maar de rechtbank concludeerde dat hij op zijn minst voorwaardelijk opzet had op het uitvoeren van de cocaïne.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 1 mei 2024 te Breda en Ulvenhout opzettelijk 50 kilogram cocaïne buiten het grondgebied van Nederland had gebracht. De rechtbank overwoog dat de verdachte, door geen onderzoek te doen naar de inhoud van de dozen, bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij iets illegaals zou uitvoeren. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 32 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank weegt mee dat de verdachte niet eerder in aanraking was gekomen met politie of justitie en dat hij slechts een kleine schakel was in de cocaïnehandel. De in beslag genomen iPhone werd verbeurd verklaard en de verdovende middelen werden onttrokken aan het verkeer. De beslissing berustte op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-148932-24
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 februari 2025
in de strafzaak tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
volgens eigen opgave wonende op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Vught,
raadsvrouw mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.W. Louwers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd volgens artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de verlengde uitvoer van 50 kilo cocaïne. Dit is subsidiair ten laste gelegd als het onder meer het vervoeren of aanwezig hebben van 50 kilo cocaïne.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het primaire feit kan worden bewezen. Verdachte is staande gehouden met de dozen cocaïne in zijn vrachtwagen en had daar dus beschikkingsmacht over. Daarnaast heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij cocaïne zou gaan uitvoeren door tegen een vergoeding dozen van een onbekende mee te nemen naar Engeland.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte wist niet dat er cocaïne in de dozen zat. Hem was meegedeeld dat er sigaretten in de dozen zaten en dat was aannemelijk gelet op het gewicht van de dozen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 1 mei 2024 samen met een derde vier dozen heeft overgeladen van de auto van [medeverdachte] naar zijn vrachtwagen. Verdachte heeft zelf dozen verplaatst naar een voor hem toegankelijke plek in zijn vrachtwagen en had hier dus beschikkingsmacht over. In deze dozen zaten blokken met een op cocaïne gelijkende stof. De inhoud van de dozen is gewogen en getest door het Nederlands Forensisch Instituut en dit bleek om 50 kilo cocaïne te gaan.
In reactie op het verweer van de verdediging dat verdachte niet wist dat er cocaïne in de dozen zat, stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte heeft verklaard dat hij onderweg was naar Calais, om vanaf daar de overtocht naar Engeland te maken. Bij een tankstation langs de snelweg heeft een voor hem onbekende man hem gevraagd vier dozen sigaretten mee te nemen naar Engeland. Verdachte zou hier 400 euro voor krijgen. Verdachte is daarmee akkoord gegaan en is op instructie van deze man naar een ander tankstation gereden om de dozen op te halen. Daar heeft hij de dozen samen met een andere (ook voor verdachte) onbekend gebleven man ingeladen. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat het op deze manier invoeren van sigaretten in Engeland verboden was.
De rechtbank overweegt dat, zelfs als van de juistheid van de verklaring van verdachte wordt uitgegaan, bewezen is dat verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad op het buiten het grondgebied brengen van de cocaïne. Het lag in de gegeven omstandigheden op de weg van verdachte om (nader) onderzoek te doen naar de dozen en de inhoud daarvan, temeer gelet op het feit dat verdachte een beroepschauffeur is en heeft verklaard dat hij wist dat het vervoeren van de dozen onder voornoemde omstandigheden verboden was. Door geen onderzoek te doen naar de inhoud van de dozen, terwijl daar gelet op de genoemde omstandigheden alle aanleiding toe was, maar de dozen mee te nemen en te vervoeren naar een buitenlandse bestemming, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij iets illegaals zoals verdovende middelen zou uitvoeren.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 1 mei 2024 te Breda en te Ulvenhout, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht 50 kilo cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken. Subsidiair heeft de verdediging verzocht op te leggen een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verlengde uitvoer van een zeer grote hoeveelheid cocaïne. De rechtbank beschouwt dit als een ernstig feit. Cocaïne is een stof die sterk verslavend werkt en die schadelijk is voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien heeft de handel in harddrugs veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg. Door de uitvoer naar het buitenland worden de internationale handel in verdovende middelen en alle nadelige effecten daarvan in stand gehouden. Daarbij gaat het onder meer om criminele geldstromen die verweven raken met de reguliere economie en fysiek geweld als gevolg van conflicten tussen criminele personen en/of groepen. Verdachte kan als exporteur van de harddrugs medeverantwoordelijk worden gehouden voor deze gevolgen. Zeker als beroepschauffeur had verdachte beter moeten weten.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Het uitgangspunt voor de uitvoer van 50 kilo cocaïne is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van minimaal 60 maanden. De rechtbank zal meewegen dat zich in het dossier geen aanwijzingen bevinden dat de rol van verdachte een andere is geweest dan die van alleen koerier. Een koerier is niet de persoon die de grote winst opstrijkt van een dergelijk transport. Organisaties die achter dergelijke drugstransporten zitten maken vaak misbruik van personen die financieel krap zitten en bieden een koerier, zoals verdachte, een manier om snel geld te verdienen. De koerier is de persoon die de grootste risico’s loopt en de grootste kans heeft om in de gevangenis te geraken. Dat is in deze zaak ook gebleken.
Kortom: verdachte was een kleine schakel in de cocaïnehandel. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie of justitie.
Alles afwegend zal de rechtbank een gevangenisstraf van 32 maanden opleggen waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.Het beslag

De in beslag genomen iPhone zal worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met
behulp van dit voorwerp begaan.
De in beslag genomen verdovende middelen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven
verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
Beslag
- verklaart verbeurd als bijkomende straf:
1 stk telefoon, Apple iPhone, wit;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten:
1. stk drugs, doos met 10 blokken cocaïne crack;
1. stk drugs, doos met 12 blokken cocaïne crack;
1. stk drugs, doos met 13 blokken cocaïne crack;
1. stk drugs, doos met 15 blokken cocaïne crack.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzitter,
en mrs. M. van de Wetering en J.P.E. Mullers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 februari 2025.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te Breda en/of te Ulvenhout, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 50 kilo cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair:
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te Breda en/of te Ulvenhout althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 50 kilo cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.