ECLI:NL:RBZWB:2025:701

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
02-149777-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maximale taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor vervoer van 50 kilogram cocaïne met inachtneming van persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2025 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 1 mei 2024 te Breda en Ulvenhout 50 kilogram cocaïne heeft vervoerd. De verdachte, geboren in 1963, werd bijgestaan door haar raadsman mr. J.W. Vedder. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.W. Louwers, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging was gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van het vervoeren van cocaïne, wat zij ontkende, stellende dat zij dacht geld te vervoeren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks haar verklaring, op zijn minst voorwaardelijk opzet had op het vervoeren van cocaïne, omdat zij had moeten onderzoeken wat zij vervoerde.

De rechtbank achtte het subsidiaire feit bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar kwetsbaarheid en de afwezigheid van een delictpatroon. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank besloot tot een maximale taakstraf van 240 uur en een gevangenisstraf van 480 dagen, waarvan 352 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De in beslag genomen auto en telefoon werden verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-149777-24
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 februari 2025
in de strafzaak tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1963 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. J.W. Vedder, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.W. Louwers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd volgens artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de verlengde uitvoer van 50 kilo cocaïne. Dit is subsidiair ten laste gelegd als onder meer het vervoeren of aanwezig hebben van 50 kilo cocaïne.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het subsidiaire feit kan worden bewezen. Verdachte heeft bekend dat zij wetenschap had van het feit dat zij illegale goederen vervoerde. Daarnaast had zij daar ook beschikkingsmacht over aangezien de cocaïne in haar auto werd vervoerd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte dacht dat zij geld vervoerde en kon niet weten of vermoeden dat dit eigenlijk cocaïne was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte] op 1 mei 2024 samen met een derde vier dozen heeft overgeladen van de auto van verdachte naar zijn vrachtauto. In deze dozen zaten blokken met een op cocaïne gelijkende stof. De inhoud van de dozen is gewogen en getest door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en dit bleek om 50 kilo cocaïne te gaan.
In reactie op het verweer van de verdediging dat verdachte niet wist dat zij cocaïne vervoerde, stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte heeft verklaard dat zij op haar werk door een man werd benaderd die vroeg of zij een ritje wilde maken om pap, oftewel geld, te vervoeren. Daar zou ze 300 euro voor krijgen. Verdachte ging akkoord. Op enig moment heeft verdachte een mobiele telefoon in haar brievenbus aangetroffen, door middel waarvan deze man met verdachte communiceerde. Op 1 mei 2024 heeft ze, nadat de man haar dit middels de door hem verstrekte telefoon aan haar had gevraagd, de man opgehaald met haar auto. Ze moest de auto met de achterkant richting de achterkant van het busje van de man parkeren, waarna de man iets in de kofferbak van haar auto laadde. Vervolgens is ze met haar auto achter de man die voor haar reed in een andere auto van haar, naar Breda gereden. De man is in Breda bij verdachte in de auto gestapt en zij is samen met deze man op zijn instructie ergens anders heen gereden. Daar heeft ze geparkeerd bij een vrachtauto en heeft de man iets uit haar kofferbak gehaald. Verdachte heeft verder verklaard dat ze dacht dat ze iets illegaals vervoerde.
De rechtbank overweegt dat, zelfs als van de juistheid van de verklaring van verdachte wordt uitgegaan, bewezen is dat verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad op het vervoeren van cocaïne. Het lag gelet op de hiervoor geschetste verdachte omstandigheden op de weg van verdachte om (nader) onderzoek te doen naar wat zij in haar auto vervoerde, temeer gelet op het feit dat zij heeft verklaard dat zij dacht dat zij iets illegaals vervoerde. Door geen onderzoek te doen naar hetgeen zij vervoerde, terwijl daar gelet op de genoemde omstandigheden alle aanleiding toe was, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij iets illegaals zoals verdovende middelen zou vervoeren.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 1 mei 2024 te Breda en te Ulvenhout, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd 50 kilo cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, de elektronische monitoring uitgezonderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken. Subsidiair heeft de verdediging verzocht enkel een voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een zeer grote hoeveelheid cocaïne. De rechtbank beschouwt dit als een ernstig feit. Cocaïne is een stof die sterk verslavend werkt en die schadelijk is voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien heeft de handel in harddrugs veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg. Door het vervoeren van drugs wordt de handel in verdovende middelen en alle nadelige effecten daarvan in stand gehouden. Daarbij gaat het onder meer om criminele geldstromen die verweven raken met de reguliere economie en fysiek geweld als gevolg van conflicten tussen criminele personen en/of groepen. Verdachte kan als vervoerder van de harddrugs medeverantwoordelijk worden gehouden voor deze gevolgen.
Reclassering Nederland heeft op 22 januari 2025 een rapport opgemaakt over verdachte. Uit dit rapport volgt onder meer dat bij verdachte geen sprake is van een delictpatroon, omdat zij niet eerder bekend is met drugsdelicten. Volgens de reclassering zijn de criminogene factoren gelegen op de leefgebieden financiën, sociale contacten, psychosociaal functioneren en houding. De reclassering ziet een kwetsbare vrouw die nog onvoldoende cognitieve vaardigheden bezit om zelfstandig te werken aan stabiliteit inzake haar psychosociaal functioneren om tot gedragsverandering te komen. Verdachtes keuzes ten tijde van het huidige delictgedrag lijken inherent daaraan. Maatschappelijk gezien was er sprake van stabiliteit, maar er was geen sprake van een stabiele emotionele balans. Bij verdachte is er sprake van depressieve klachten en angst- en traumatische klachten die van invloed zijn op haar functioneren. Deze zouden tijdens haar turbulente en gewelddadige jeugd en gewelddadige relaties nadien zijn ontstaan. De reclassering ziet dat terug in het zichzelf wegcijferen, haar grenzen in sociale contacten onvoldoende stellen, impulsief gedrag, naïviteit, het gemis van zelfliefde en negatieve gedachten over zichzelf. Verdachte is reeds gestart met een behandeling en de CoVa Solo training en krijgt medicatie. Ook is er sprake van darmklachten en problemen inzake de galblaas die reeds verwijderd is. Hiervoor staat verdachte onder behandeling van het ziekenhuis. De reclassering ziet een vrouw die gebaat is bij de ingezette interventies om tot verdere ontwikkeling en daarmee gedragsverandering te kunnen komen. Daarbij is verdachtes stabiele maatschappelijke basis qua huisvesting, werk, inkomen, geen schulden en steunende contacten met haar kinderen beschermend. Verdachte laat zien gemotiveerd te zijn voor ontwikkeling. Ze zet zich in en houdt zich aan de bijzondere voorwaarden. Het gevaar op herhaling wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert om geen gevangenisstraf op te leggen, ook gelet op het verloop van het voorarrest, omdat deze voor verdere destabilisatie kan zorgen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Het uitgangspunt voor het vervoeren van 50 kilo cocaïne is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van minimaal 50 maanden. De rechtbank zal meewegen dat zich in het dossier geen aanwijzingen bevinden dat de rol van verdachte een andere is geweest dan die van alleen koerier. Een koerier is niet de persoon die de grote winst opstrijkt van een dergelijk transport. Organisaties die achter dergelijke drugstransporten zitten maken vaak misbruik van personen met financiële problemen en bieden een koerier, zoals verdachte, een manier om snel geld te verdienen. De koerier is de persoon die de grootste risico’s loopt en de grootste kans heeft om in de gevangenis te geraken. Dat is in deze zaak ook gebleken.
Kortom: verdachte was een kleine schakel in de cocaïnehandel. Voorts is verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten in aanraking is geweest met politie of justitie en uit het reclasseringsadvies volgt dat verdachte kampt met meerdere fysieke en mentale klachten en een kwetsbaar persoon is. Ten slotte wordt in het reclasseringsadvies geadviseerd toezicht en bijzondere voorwaarden op te leggen om verdachte te helpen tot verdere ontwikkeling en gedragsverandering te komen. De rechtbank zal daarom, gelet op de specifieke persoonlijke omstandigheden van verdachte in deze zaak geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan de duur van het voorarrest. Wel zal de rechtbank een fors voorwaardelijk strafdeel opleggen.
Alles afwegend zal de rechtbank de maximale taakstraf van 240 uur opleggen. Daarnaast zal de rechtbank een gevangenisstraf van 480 dagen opleggen, waarvan 352 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van drie jaar en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van elektronische monitoring.
De rechtbank heeft gezien dat de reclassering negatief heeft geadviseerd ten aanzien de haalbaarheid van het uitvoeren van een taakstraf. De rechtbank gaat er echter vanuit dat met de fysieke en mentale gesteldheid in overweging genomen, gekomen wordt tot een passende wijze waarop de taakstraf zal worden uitgevoerd.

7.Het beslag

De in beslag genomen auto en telefoon zullen worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven
verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 480 dagen, waarvan 352 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat:
  • verdachte zich blijft melden op afspraken met de reclassering regio Rotterdam (Marconistraat 2, 3029 AK). Dit zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte dient zich te houden aan de aanwijzingen die de reclassering inzake haar toezicht geeft;
  • verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa Solo, gericht op cognitieve vaardigheden. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer;
  • verdachte zich laat behandelen door psychiater dr. [psychiater] , verbonden aan verdachtes huisartsenpraktijk in [plaats] , of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Daarnaast is verdachte aangemeld bij polikliniek [polikliniek]. Dit betreft een Psychotrauma Expertise Centrum, gespecialiseerd op het gebied van traumatische klachten. Verdachte staat nog op de wachtlijst. Het is belangrijk dat verdachte zich aan de voorwaarden en afspraken houdt inzake haar ambulante behandeling. Dit gedurende haar gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verdachte een inspanningsverplichting heeft om haar dagbesteding te behouden, alsmede haar vaste inkomen en om haar financiële situatie gezond te houden. Verdachte dient openheid te blijven geven over haar dagelijks functioneren en financiële situatie. Indien nodig zal verdachte aan maatschappelijke ondersteuning mee dienen te werken. Dit wanneer zij de voor nu aanwezige maatschappelijke stabiliteit niet zelfstandig weet te behouden;
- geeft opdracht aan genoemde reclasseringsinstelling tot het houden van toezicht op de naleving van de voormelde bijzondere voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn:
  • dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Beslag
- verklaart verbeurd als bijkomende straf:
1 telefoon, Samsung;
1 personenauto, Volvo V70, [kenteken] , [chassisnr] .
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzitter,
en mrs. M. van de Wetering en J.P.E. Mullers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 februari 2025.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te Breda en/of te Ulvenhout, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 50 kilo cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
subsidiair:
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te Breda en/of te Ulvenhout althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 50 kilo cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.