ECLI:NL:RBZWB:2025:7034

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 25/428
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzuimboete inkomstenbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Op 14 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een verzuimboete van € 385 die aan de belanghebbende was opgelegd voor het niet tijdig indienen van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2022. De inspecteur had de belanghebbende eerder uitgenodigd om aangifte te doen en had hem ook aangemaand, maar de aangifte werd pas op 31 augustus 2023 ingediend, na het verstrijken van de gestelde termijn.

De rechtbank heeft beoordeeld of de inspecteur terecht de verzuimboete had opgelegd. De rechtbank constateerde dat de belanghebbende niet had betwist dat hij was uitgenodigd en aangemaand door de inspecteur. Ook was vastgesteld dat de aangifte niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De rechtbank legde uit dat de inspecteur een verzuimboete kan opleggen wanneer een belastingplichtige niet tijdig aangifte doet. De hoogte van de boete is vastgesteld op € 385, wat overeenkomt met zeven procent van het wettelijk maximum.

De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld (avas), aangezien hij enkel persoonlijke omstandigheden en vakanties had aangevoerd als redenen voor de late indiening. De rechtbank concludeerde dat de verzuimboete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was voor matiging van de boete. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en hij kreeg het griffierecht niet terug. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/428
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 17 december 2024.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2022 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag IB/PVV heeft de inspecteur aan belanghebbende een verzuimboete van € 385 opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de verzuimboete. De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben belanghebbende (via digitale beeldschermverbinding) en de inspecteur deelgenomen. Namens de inspecteur zijn mr. drs. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] verschenen.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Feiten

2. De inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 28 februari 2023 uitgenodigd om aangifte IB/PVV voor het jaar 2022 te doen en bij brief van 9 augustus 2023 heeft hij belanghebbende aangemaand. In de aanmaning staat vermeld dat de aangifte vóór 23 augustus 2023 moet zijn ontvangen door de inspecteur.
2.1.
Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2022 op 31 augustus 2023 ingediend, ná het verstrijken van de door de inspecteur laatstelijk gestelde termijn.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur terecht een verzuimboete van € 385 aan belanghebbende heeft opgelegd.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat belanghebbende niet betwist dat hij door de inspecteur is uitgenodigd en is aangemaand om aangifte IB/PVV 2022 te doen. De rechtbank stelt tevens vast dat belanghebbende de aangifte niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn heeft gedaan.
3.2.
Aan de belastingplichtige, die is uitgenodigd tot het doen van aangifte en die de aangifte niet, dan wel niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn heeft gedaan, kan een verzuimboete worden opgelegd. [1] Ter zake van een aangifteverzuim legt de inspecteur een verzuimboete op van zeven procent van het wettelijk maximum van € 5.514, ofwel € 385. [2]
3.3.
De mate van verwijtbaarheid speelt bij een verzuimboete geen rol, tenzij er sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas). Van avas is sprake wanneer de belastingplichtige geen enkel verwijt treft ten aanzien van het niet tijdig indienen van de aangifte. Daarvoor is vereist dat de belastingplichtige alle in de gegeven omstandigheden in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte tijdig wordt gedaan. Op belanghebbende rust de last om aannemelijk te maken dat sprake is van avas.
3.4.
Belanghebbende heeft enkel persoonlijke omstandigheden en vakanties aangevoerd als reden voor de te late indiening. Daarmee is belanghebbende niet in zijn bewijslast geslaagd. De verzuimboete is naar het oordeel van de rechtbank terecht opgelegd.
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn omstandigheden gesteld noch gebleken die aanleiding geven voor een matiging van de opgelegde boete. Het feit dat de inspecteur te laat uitspraak op bezwaar heeft gedaan is geen reden om de aan belanghebbende opgelegde boete te matigen. Belanghebbende had de inspecteur bij het uitblijven van een uitspraak op bezwaar in gebreke kunnen stellen. Dat heeft hij niet gedaan. De verzuimboete van € 385 is dan ook passend en geboden. Het beroep is ongegrond.
3.6.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende het griffierecht niet terug. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken op 14 oktober 2025 door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in samenhang met artikel 9, derde lid, van de AWR.
2.Zie paragraaf 21, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.