ECLI:NL:RBZWB:2025:7070

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
25/5019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake rectificatie politiegegevens

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die om rectificatie van politiegegevens vraagt, afgewezen. Verzoeker stelt dat hij door de onterechte registratie psychische lijdensdruk ervaart en dat er reputatieschade en onomkeerbare gevolgen zijn bij identiteitscontroles. Hij beroept zich op artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen bij onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter benadrukt dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een maatregel te treffen, waarbij spoedeisendheid een cruciale rol speelt.

Verzoeker heeft op 9 oktober 2025 een schriftelijke onderbouwing gegeven van zijn spoedeisend belang, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de argumenten van verzoeker, hoewel invoelbaar, onvoldoende zijn om aan te nemen dat er sprake is van een actueel spoedeisend belang. De voorzieningenrechter merkt op dat verzoeker geen medische onderbouwing heeft gegeven voor de gestelde psychische schade en dat de overige argumenten voornamelijk betrekking hebben op toekomstige onzekere gebeurtenissen. Hierdoor kan er geen actueel belang aan ontleend worden. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker de beroepsprocedure kan afwachten en wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/5019

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker,en

de minister van Defensie.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker inzake het besluit van 4 augustus 2025. Met dat besluit is besloten op zijn verzoek om rectificatie/vernietiging van politiegegevens.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
5. De griffier heeft aan verzoeker gevraagd om het spoedeisend belang nader toe te lichten. Verzoeker heeft op 9 oktober 2025 een schriftelijke onderbouwing gegeven waarom hij van mening is dat er sprake is van spoed. Hij heeft gesteld dat hij door de onterechte en onrechtmatige registratie psychische lijdensdruk ervaart, er sprake is van reputatieschade en dat er onomkeerbare gevolgen zijn bij elke zoekopdracht (bijvoorbeeld bij een identiteitscontrole op straat). Er is volgens verzoeker sprake van psychische schade. Verzoeker heeft gesteld dat er sprake is van schending van het recht op bescherming van persoonsgegevens en dat er ook daarom sprake is van een spoedeisend belang. Om verdere verspreiding van de onrechtmatig verkregen en onjuiste gegevens te voorkomen moet snel worden ingegrepen, aldus verzoeker. Verzoeker heeft verder nog gewezen op het risico van discriminatie, de onherstelbare gevolgen voor zijn welzijn en het ontbreken van een wettelijke grondslag.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker voor de door hem gestelde psychische schade geen medische onderbouwing heeft gegeven. De overige argumenten van verzoeker zijn, hoewel invoelbaar, onvoldoende om aan te nemen dat er op dit moment sprake is van een spoedeisend belang. De belangen die verzoeker stelt zien voor het merendeel op toekomstige onzekere gebeurtenissen, zodat daar geen actueel belang aan ontleend kan worden. Verder kan, zonder nadere onderbouwing, niet worden ingezien in hoeverre er op dit moment al sprake is van reputatieschade of onherstelbare gevolgen. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat onvoldoende gebleken is dat verzoeker een actueel en spoedeisend belang heeft bij een oordeel van de voorzieningenrechter. Niet kan worden ingezien waarom hij de beroepsprocedure niet zou kunnen afwachten. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 21 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.