In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 oktober 2025, wordt het beroep van eiseres B.V. beoordeeld. Eiseres heeft een beroep ingesteld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) omdat zij van mening is dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag tot herbeoordeling van de WIA-uitkering van haar (ex-)werkneemster. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de aanvraag tot herbeoordeling op 14 mei 2025 is ingediend en dat het UWV uiterlijk op 10 juli 2025 had moeten beslissen. Aangezien het UWV niet tijdig heeft beslist, heeft eiseres het UWV op 11 juli 2025 in gebreke gesteld. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen vier maanden na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast wordt de bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. De rechtbank oordeelt dat het UWV het griffierecht van € 385,- aan eiseres moet vergoeden en dat eiseres recht heeft op een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en griffier I. Ambachtsheer, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.