ECLI:NL:RBZWB:2025:711

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
C/02/420299 / FA RK 24-1301
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling voorlopige zorgregeling in een familiezorgzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 januari 2025, betreft het een verzoek tot wijziging van de zorgregeling tussen de man en zijn minderjarige kind. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. drs. N. Wouters, woont te [woonplaats 1], terwijl de vrouw, die ook betrokken is in deze procedure, woont te [woonplaats 2]. De Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, zijn betrokken bij de procedure om advies te geven en de zorgregeling te faciliteren.

De rechtbank heeft in een tussenbeschikking de voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de omgang tussen de man en het kind wordt opgebouwd volgens een door de GI opgesteld schema. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2024 zijn beide ouders aanwezig geweest, evenals vertegenwoordigers van de GI en de Raad. De man heeft zijn zorgen geuit over de traagheid van de omgangsopbouw en de rol van de GI, terwijl de vrouw heeft aangegeven dat zij veel werk heeft verricht dat de GI had moeten doen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de GI de regie moet voeren in de uitbreiding van de omgang en dat de omgang tussen de man en het kind op basis van het opbouwschema moet plaatsvinden. De rechtbank heeft de beslissing over de definitieve zorgregeling aangehouden tot een volgende mondelinge behandeling, waarbij ook het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal worden behandeld. De voorlopige zorgregeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze direct kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/420299 / FA RK 24-1301
Datum uitspraak: 16 januari 2025
tussenbeschikking betreffende wijziging zorgregeling
in de zaak van
[de man],
hierna: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. drs. N. Wouters te Middelburg,
tegen
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
Als informant in deze procedure is aangemerkt:
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING, gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).

1.Het verdere procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 30 augustus 2024;
- het door de GI tijdens de mondelinge behandeling overgelegde opbouwschema omtrent de omgang.
1.2
Het verzoek is nader mondeling behandeld op 29 november 2024, gelijktijdig met het restant van het verzoek van de GI tot het verlengen van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer (C/02/421813 / JE RK 24-761). Op het verzoek van de GI is bij afzonderlijke beschikking beslist. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw. Tevens waren aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad en twee vertegenwoordigers van de GI.

2.De verdere beoordeling

De standpunten
2.1
Bij beschikking van 30 augustus 2024 is de beslissing op het verzoek van de man omtrent wijziging van de zorgregeling aangehouden tot de mondelinge behandeling op 29 november 2024, in afwachting van het stappenplan voor uitbreiding van de omgang dat de GI samen met de ouders zou opstellen. In het kader van de ondertoezichtstelling heeft de kinderrechter de GI de opdracht gegeven met de ouders afspraken te maken over een concreet stappenplan voor uitbreiding van de omgang. Uit dat plan, voorzien van weeknummers, moet duidelijk naar voren komen welke stappen per week worden gezet om tot uitbreiding van de omgang te komen.
2.2
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2024 heeft de GI een schema overgelegd waaruit blijkt hoe de omgang tussen de man en [minderjarige] wordt opgebouwd.
2.3
Door en namens de man wordt tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd. De GI heeft de afgelopen periode in samenspraak met de ouders een schema opgesteld op basis waarvan de omgang tussen hem en [minderjarige] wordt opgebouwd. Dit schema loopt tot de zomervakantie. De vader is het er echter niet mee eens dat de weekendregeling doorloopt tot de zomer. De omgang moet eerder worden uitgebreid en moet specifieker worden geformuleerd met begin- en eindtijden. De GI heeft in de afgelopen periode wel wat steken laten vallen en is niet actief genoeg aan de slag gegaan met de omgang. De GI laat dingen liggen. Zoals omtrent het verzoek van de man om op Kerstavond te gaan eten met [minderjarige] . De GI had aangegeven dat op die dag van half 3 tot half 6 omgang zou plaatsvinden tussen [minderjarige] en de man. De man heeft gevraagd of de omgang tot iets later zou kunnen duren zodat hij nog gezellig samen met [minderjarige] kon gaan eten. De GI heeft niet geantwoord op de vraag van de man. Het is van belang dat de GI de komende periode een actievere rol gaat aannemen in het faciliteren van de omgang. De vader kan niet rechtstreeks met de moeder afspraken maken over de omgang. De moeder heeft een bepaalde visie waarop de omgang moet gebeuren en daar is weinig tegenspraak in mogelijk. De vader heeft daar de GI bij nodig maar krijgt daar weinig duidelijkheid over. De vader zou het fijn vinden dat de opbouw van de omgang sneller kan worden vormgegeven. Voor nu stemt de man ermee in dat de huidige regeling wordt vastgelegd in een tussenbeschikking waarbij de GI de opdracht wordt meegegeven toe te werken naar uitbreiding van de regeling. De uiteindelijke regeling zal wat de man betreft inhouden dat er één weekend in de veertien dagen van vrijdag uit school tot maandagochtend voor school en de andere week op dinsdag van 15:00 uur tot 19:00 uur omgang tussen de man en [minderjarige] plaatsvindt, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen. De GI zal de komende tijd wel actiever aan de slag moeten gaan met de uitbreiding. Eind mei 2025 zou de definitieve zorgregeling dan kunnen worden vastgelegd met eventueel een (laatste) verlenging van de ondertoezichtstelling.
2.4
De vrouw voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat zij de afgelopen periode heeft gewerkt aan opstellen van het opbouwschema omtrent de omgang. Zij heeft eigenlijk veel werk gedaan dat de GI had moeten doen. Het klopt dat de GI niet actief genoeg aan de slag is geweest met de opbouw van de omgang. De vrouw stemt ermee in dat op basis van het opbouwschema dat is opgesteld, wordt toegewerkt naar uitbreiding van de omgang en naar een weekendregeling. Een regeling op basis van co-ouderschap, zoals de man in eerste instantie had verzocht, vindt de vrouw niet in het belang van [minderjarige] . Het klopt dat er nog geen definitieve afspraak is gemaakt voor de omgang tussen de man en [minderjarige] op Kerstavond. De vrouw heeft dan zelf al plannen om ergens te gaan eten met haar gezin en ze wil graag dat [minderjarige] daar ook bij is.
2.5
De Raad merkt tijdens de mondelinge behandeling op dat de zorgregeling waarnaartoe gewerkt wordt, in het belang van [minderjarige] is. Wellicht kan er sneller dan op basis van het opbouwschema toegewerkt worden naar de weekendregeling want de Raad denkt dat [minderjarige] dit wel al aan kan, nu de omgang tussen de man en [minderjarige] goed verloopt. Wat het geschilpunt tussen de ouders over Kerstavond betreft merkt de Raad op dat het voor [minderjarige] belangrijk is dat zij quality time met haar vader heeft maar dat het voor haar niet belangrijk is wanneer dat contact precies plaatsvindt.
2.6
De GI verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat de omgang tussen de man en [minderjarige] al meer is dan op basis van het opbouwschema. Er is dan ook sprake van een versnelde opbouw. De man brengt [minderjarige] na de omgang bij de vrouw thuis. [hulpverlening 1] bespreekt goed met [minderjarige] hoe zij erin staat. [hulpverlening 1] koppelt aan de GI terug hoe de omgang is gegaan. De GI is aan de slag gegaan met inzet van hulpverlening bij de vrouw thuis. Gebleken is namelijk dat [minderjarige] niet altijd ervaart dat de vrouw haar emotionele toestemming verleent voor het contact met de man. Ook is de GI aan het onderzoeken of ouderschapsbemiddeling tussen de ouders kan worden ingezet. Hiervoor heeft een intake bij [hulpverlening 2] plaatsgevonden. Beide ouders hebben aangegeven dat zij geen SCHIP-therapie willen maar dat er ingezet moet worden op parallel solo ouderschap. [hulpverlening 2] gaat de mogelijkheden hiertoe onderzoeken. De komende periode zal de GI met de ouders op basis van het opbouwschema toewerken naar een weekendregeling tussen de man en [minderjarige] .
2.7
De rechtbank oordeelt als volgt. De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling een schema overgelegd waaruit blijkt hoe de omgang tussen de man en [minderjarige] wordt opgebouwd. Gebleken is dat er op dit moment al meer omgang tussen de man en [minderjarige] plaatsvindt dan dat er op basis van het opbouwschema zou plaatsvinden. De GI heeft aangevoerd dat er geen zorgen zijn omtrent het contact tussen de man en [minderjarige] . De rechtbank verwacht van de GI dat zij de komende periode regie voert in de uitbreiding van de omgang tussen de man en [minderjarige] . De rechtbank geeft de GI de opdracht om toe te werken naar een weekendregeling en het opbouwschema zoals dat is overgelegd, meer concreet te maken. De rechtbank zal een
voorlopigezorgregeling vaststellen die inhoudt dat er omgang tussen de man en [minderjarige] zal zijn op basis van het door de GI opgestelde opbouwschema en zal bepalen dat, onder regie van de GI, wordt toegewerkt naar een zorgregeling op basis waarvan [minderjarige] in de ene week het weekend van vrijdag uit school tot maandagochtend voor school en de andere week op dinsdag uit school tot ’s avonds 19:00 uur bij de man verblijft. De GI dient strak de regie te voeren en bij de uitbreiding van de omgang dient het tempo van [minderjarige] leidend te zijn. De rechtbank geeft de GI mee om de in te zetten hulpverlening, zowel voor de vrouw individueel, als voor partijen samen, goed te monitoren.
2.8
De rechtbank zal de beslissing omtrent de definitieve zorgregeling aanhouden tot de mondelinge behandeling op [datum] 2025 om [uur] . Tijdens die mondelinge behandeling zal ook het (eventuele) verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] worden behandeld.
2.9
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen dat [minderjarige] op dinsdag 24 december 2024 tot 18.15 uur omgang met de man zal hebben. De man zal [minderjarige] om 18.15 uur bij de vrouw thuis afzetten. De rechtbank verwacht dat partijen deze afspraak ook daadwerkelijk zijn nagekomen.
2.1
De rechtbank zal de beslissing omtrent de voorlopige zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt als
voorlopigezorgregeling dat de man en [minderjarige] recht hebben op contact met elkaar, waarbij op basis van het door de GI opgestelde opbouwschema en onder regie van de GI wordt toegewerkt naar een zorgregeling op basis waarvan [minderjarige] in de ene week het weekend van vrijdag uit school tot maandagochtend voor school en de andere week op dinsdag uit school tot ’s avonds 19:00 uur bij de man verblijft;
3.2.
houdt de beslissing omtrent de definitieve zorgregeling aan tot de mondelinge behandeling van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg aan de Kousteensedijk 2 op
[datum] 2025 om [uur] ten overstaan van mr. Dijkman voor de duur van 75 minuten;
3.3.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor voornoemde mondelinge behandeling voor de vrouw, de man en zijn advocaat en de Raad;
3.4.
bepaalt dat de GI via een aparte brief zal worden opgeroepen.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2025 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.