In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 oktober 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 10 juli 2024. Dit bezwaar betreft de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid op 31 mei 2024, waarbij een percentage van 59,30% is vastgesteld. Eiseres heeft het UWV in gebreke gesteld op 23 december 2024, maar het UWV heeft nog geen nieuw besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat er sprake is van een overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na de uitspraak een nieuw besluit moet nemen. Gezien de omstandigheden, waaronder een tekort aan verzekeringsartsen, oordeelt de rechtbank dat een termijn van vier maanden redelijk is voor het UWV om alsnog te beslissen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten, die door het UWV moet worden betaald. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.