In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 oktober 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen het niet tijdig beslissen door het UWV op zijn bezwaar van 15 januari 2025. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 10 december 2024, waarin zijn WIA-uitkering opnieuw werd beoordeeld. Het UWV had vastgesteld dat eiser vanaf 11 februari 2025 32,25% arbeidsongeschikt was en besloot zijn uitkering te beëindigen. Eiser stelde dat het UWV niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn had beslist op zijn bezwaar, wat hem het recht gaf om beroep in te stellen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. Eiser had het UWV op 3 juli 2025 in gebreke gesteld, maar het UWV had nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen, maar geeft het UWV vier maanden de tijd om dit te doen, gezien de omstandigheden. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank wijst erop dat eiser recht heeft op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door het UWV moeten worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.