ECLI:NL:RBZWB:2025:712
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. Dijkman
- Rechtspraak.nl
Vaststelling gezamenlijk gezag en zorgregeling voor minderjarige in het kader van een scheidingsprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vaststelling van gezamenlijk gezag en een zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige]. De man, vertegenwoordigd door mr. M. de Houck, en de vrouw, vertegenwoordigd door mr. F.L.I. de Vleesschauwer, hebben een verzoek ingediend om gezamenlijk gezag over hun kind, geboren op [geboortedag] 2021, en om een zorgregeling vast te stellen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van eerdere beschikkingen en rapportages van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgang tussen de man en [minderjarige] goed verloopt en dat er geen belemmeringen zijn voor het gezamenlijk gezag. De vrouw heeft geen verweer meer gevoerd tegen het verzoek van de man om gezamenlijk gezag, wat het wettelijk uitgangspunt is. De rechtbank heeft besloten dat het in het belang van [minderjarige] is dat de man mede met het gezag wordt belast. Daarnaast is er een zorgregeling vastgesteld waarbij de man en [minderjarige] recht hebben op contact met elkaar de ene week van vrijdag na school tot maandag voor school en de andere week op woensdag uit school tot na het avondeten, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de regeling direct kan ingaan, en heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. Dijkman, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. Duerink-Bottinga.