ECLI:NL:RBZWB:2025:712

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
C/02/384175 / FA RK 21-1628
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling gezamenlijk gezag en zorgregeling voor minderjarige in het kader van een scheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vaststelling van gezamenlijk gezag en een zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige]. De man, vertegenwoordigd door mr. M. de Houck, en de vrouw, vertegenwoordigd door mr. F.L.I. de Vleesschauwer, hebben een verzoek ingediend om gezamenlijk gezag over hun kind, geboren op [geboortedag] 2021, en om een zorgregeling vast te stellen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van eerdere beschikkingen en rapportages van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgang tussen de man en [minderjarige] goed verloopt en dat er geen belemmeringen zijn voor het gezamenlijk gezag. De vrouw heeft geen verweer meer gevoerd tegen het verzoek van de man om gezamenlijk gezag, wat het wettelijk uitgangspunt is. De rechtbank heeft besloten dat het in het belang van [minderjarige] is dat de man mede met het gezag wordt belast. Daarnaast is er een zorgregeling vastgesteld waarbij de man en [minderjarige] recht hebben op contact met elkaar de ene week van vrijdag na school tot maandag voor school en de andere week op woensdag uit school tot na het avondeten, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.

De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de regeling direct kan ingaan, en heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. Dijkman, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. Duerink-Bottinga.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/384175 / FA RK 21-1628
Datum uitspraak: 6 februari 2025
nadere beschikking betreffende gezag en omgang
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. de Houck te Terneuzen,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. F.L.I. de Vleesschauwer te Terneuzen,
over de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] ( [land] ), hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbende in deze zaak wordt gezien:
de stichting Jeugdbescherming west Zeeland,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
gevestigd in Middelburg.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het nadere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van 15 juli 2024, met alle daarin vermelde stukken;
- de e-mail van de GI van 16 juli 2024;
- de brief van mr. De Houck van 26 november 2024, met bijlagen;
- de brief van de GI van 28 november 2024 met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn nader mondeling behandeld op 29 november 2024. Bij die behandeling zijn gekomen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens waren aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad en twee vertegenwoordigers van de GI.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij beschikking van 15 juli 2024 is een voorlopige omgangsregeling bepaald die inhoudt dat de man en [minderjarige] de komende periode in ieder geval gerechtigd zijn tot de door partijen overeengekomen minimale omgangsregeling, inhoudende dat [minderjarige] eens per twee weken op zondag van 8:30 uur tot 11:00 uur en de daarop volgende dinsdag van 8:30 uur tot 9:30 uur bij de man verblijft, waarbij de regie met betrekking tot de verdere opbouw, vorm, duur en locatie van de omgangsregeling in handen van de GI ligt. De beslissing op de verzoeken van de man is aangehouden tot een nadere mondelinge behandeling. De GI is verzocht uiterlijk twee weken voorafgaand aan de mondelinge behandeling schriftelijk te rapporteren over de actuele stand van zaken in het kader van de ondertoezichtstelling.
2.2
Op dit punt in de procedure moet de rechtbank nog een beslissing nemen op de verzoeken van de man om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de man mede wordt belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige;
II. een regeling in de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, althans een omgangsregeling vast te stellen in die zin dat de minderjarige de ene week van zaterdag 10:00 uur tot de andere zaterdag 10:00 uur bij de vrouw verblijft en de andere week van zaterdag 10:00 uur tot de andere zaterdag 10:00 uur bij de man, alsmede dat de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld, althans een zodanige regeling als de rechtbank in goede justitie zal vaststellen;
III. met veroordeling van de vrouw in de proceskosten zoals omschreven in het gewijzigde verzoekschrift.
De standpunten
2.3
Uit de brief van de GI van 28 november 2024 blijkt dat de GI in samenspraak met de omgangsbegeleider werkt aan uitbreiding van de omgang tussen de man en [minderjarige] en toewerkt naar een regeling waarbij [minderjarige] één weekend in de veertien dagen van vrijdag na school tot maandag voor school bij de man verblijft. De omgang tussen de man en [minderjarige] verloopt goed. Dit blijkt ook uit de in het kader van Goed Genoeg Opvoederschap overgelegde scorelijsten. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de GI dat zij van mening is dat het in het belang van [minderjarige] is dat de omgang met de man wordt uitgebreid. Dit moet wel stapsgewijs gebeuren. Hiervoor dient het opbouwschema uit de brief van 28 november 2024. In dit schema is de omgang tussen de man en [minderjarige] op woensdagmiddag niet opgenomen. Het zou goed zijn als dit omgangsmoment ook wordt vastgelegd. De GI zal in samenspraak met de ouders overleggen over wanneer zal worden begonnen met stap 1 uit het opbouwschema. De GI zal zelf met ouders afspraken maken over de verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte.
2.4
Door en namens de man wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de omgang met [minderjarige] goed gaat. Deze wordt nog steeds begeleid door [naam] . De man vindt het wel jammer dat er nog maar zo weinig omgang is en dat nog niemand van zijn familie [minderjarige] heeft mogen zien. De man hoopt dat er een einde kan komen aan deze procedure en dat kan worden vastgelegd dat er wordt toegewerkt naar een weekendregeling. De man handhaaft zijn oorspronkelijk verzoek tot vaststelling van een zorgregeling op basis van co-ouderschap niet meer. Het is het beste als partijen samen met de GI in overleg gaan over de verdeling van de vakanties en feestdagen. Ook het verzoek van de man omtrent het gezag kan worden toegewezen. Het is in het belang van [minderjarige] dat beide ouders met het gezag over hem worden belast. Er ligt geen beletsel meer voor om het gezamenlijk gezag toe te wijzen. Wat betreft het verzoek omtrent de proceskosten voert de man aan dat ieder van partijen zijn of haar eigen proceskosten zal dienen te dragen.
2.5
Door en namens de vrouw wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de vrouw ermee in kan stemmen dat het opbouwschema dat in de brief van de GI van 28 november 2024 uiteen is gezet, in de beschikking wordt vastgelegd. Ook stemt de vrouw ermee in dat de vakanties en feestdagen in overleg met de GI bij helfte worden verdeeld. De vrouw voert niet langer verweer tegen vaststelling van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Dit is immers ook het wettelijk uitgangspunt. Wel zou de vrouw het fijn vinden dat de man niet langer berichten over [minderjarige] op sociale media post. De vrouw stemt in met compensatie van de proceskosten.
2.6
De Raad verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat het fijn is dat ouders zo ver zijn gekomen en dat de gemaakte afspraken kunnen worden vastgelegd. De Raad benadrukt dat het wel belangrijk is dat partijen een einde gaan maken aan hun onderlinge frustraties en verwijten. [minderjarige] zal de spanning tussen zijn ouders ook ervaren en dat is niet in zijn belang.
De inhoudelijke beoordeling
Gezag
2.7
In artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de vader van het kind, als hij het gezag mag krijgen, de rechtbank kan verzoeken hem ook, dus samen met de moeder, het gezag te geven. Hij mag dit gezag dan niet eerder al met de moeder hebben gehad. Verder staat in dat artikel dat dit verzoek alleen kan worden afgewezen als het risico bestaat dat het kind anders erg klem komt te zitten tussen zijn ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen korte tijd genoeg verbetering komt. Het verzoek kan ook worden afgewezen als dat om een andere reden in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.8
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat de man mede met het gezag over hem wordt belast. De rechtbank is van oordeel dat zich geen van de in artikel 1:253 c lid 2 BW genoemde gronden tot afwijzing van het verzoek van de man tot gezamenlijk ouderlijk gezag voordoen. De man speelt een rol in het leven van [minderjarige] . De omgang tussen hen verloopt goed en zal worden uitgebreid. Daarbij past dat de man mede met het ouderlijk gezag over [minderjarige] zal zijn belast. De vrouw voert ook niet langer verweer tegen het verzoek van de man omtrent het gezag. De rechtbank zal het verzoek van de man dan ook toewijzen.
Omgangs- c.q. zorgregeling
2.9
Nu de rechtbank de man mede met het gezag over [minderjarige] zal belasten zal de rechtbank het verzoek van de man zo lezen dat dit is gegrond op artikel 1:253a lid 2 sub a BW. Op grond van dit artikel kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten een toedeling aan ieder van de ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
2.1
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken die de GI heeft overgelegd blijkt dat de bezoekbegeleider aangeeft dat de omgang tussen [minderjarige] en de man goed verloopt en dat er geen zorgen zijn over de veiligheid van [minderjarige] . Uit de verslaglegging van de bezoekbegeleider en de scorelijsten in het kader van Goed Genoeg Opvoederschap blijkt dat er ook geen zorgen zijn over de opvoedcapaciteiten van de man. [minderjarige] verblijft momenteel eens per twee weken op zondag van 08:30 uur tot ongeveer 13:00 uur en de daaropvolgende dinsdag van 09:30 uur tot 11:00 uur bij de man. Beide partijen stemmen in met de opbouw van de omgang zoals opgenomen in het schema van de GI in de brief van 28 november 2024. De GI ziet ook geen beletsel voor vastlegging van een zorgregeling waarbij toegewerkt wordt naar verblijf van [minderjarige] bij de man om het weekend van vrijdagmiddag tot maandagochtend. De rechtbank zal deze regeling dan ook vastleggen. De rechtbank acht het van belang dat de omgang tussen [minderjarige] en de man onder regie van de GI wordt uitgebreid en vormgegeven. De rechtbank zal dan ook een regeling vastleggen die inhoudt dat de man en [minderjarige] recht hebben op contact met elkaar de ene week van vrijdag na school tot maandag voor school en de andere week op woensdag uit school tot na het avondeten, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen. De GI dient met partijen af te spreken wanneer zal worden begonnen met stap 1 uit het opbouwschema uit de brief van 28 november 2024. Ook dienen partijen samen met de GI afspraken te maken over de concrete verdeling van de vakanties en feestdagen.
2.11
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat partijen zijn overeengekomen dat zij telkens na afloop van een omgangsmoment de andere ouder een e-mail zullen sturen met daarin een verslag van hoe de omgang is verlopen. Op de zogenoemde ‘wisseldag’ zal de andere ouder per e-mail bericht worden over wat er tijdens de omgang is gebeurd. In gevallen van medische spoed met betrekking tot [minderjarige] zullen de ouders hierover telefonisch contact met elkaar opnemen. De rechtbank verwacht van partijen dat zij zich aan deze voorwaarden zullen houden.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.12
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Proceskosten
2.13
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over hun kind gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1
bepaalt dat partijen voortaan samen het gezag hebben over [minderjarige] ;
3.2
bepaalt dat de man en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken recht hebben op contact met elkaar de ene week van vrijdag na school tot maandag voor school en de andere week op woensdag uit school tot na het avondeten, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, waarover de man en de vrouw in samenspraak met de GI verdere afspraken moeten maken, een en ander op de wijze zoals omschreven in r.o. 2.10;
3.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.5
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2025 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
verzonden op:
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.