ECLI:NL:RBZWB:2025:7130

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 24/5721
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar inzake WOZ-waarde en onroerendezaakbelastingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 21 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 246.000 en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022 opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar de heffingsambtenaar verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend.

De rechtbank heeft op 8 september 2025 de zaak behandeld, waarbij mr. A. Bakker als gemachtigde van belanghebbende en mr. B. de Smit namens de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de heffingsambtenaar de gelegenheid te geven aan te tonen dat belanghebbende het aanslagbiljet eerder had ontvangen. De heffingsambtenaar overhandigde een betaalbewijs waaruit bleek dat belanghebbende het aanslagbedrag in twee termijnen had voldaan, wat de rechtbank deed concluderen dat belanghebbende de aanslag in 2022 had ontvangen.

De rechtbank oordeelt dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar maken. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/5721
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende],uit [plaats 1], belanghebbende,
(gemachtigde: mr. A. Bakker, verbonden aan Maatschap WOZ juristen),
en
de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland, de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 13 juni 2024.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 25 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats 2] (de woning) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 246.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Sluis voor het jaar 2022 opgelegd (de aanslag OZB).
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 8 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft namens belanghebbende deelgenomen: mr. A. Bakker. Namens de heffingsambtenaar is verschenen mr. B. de Smit.
1.6.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om de verzending van het aanslagbiljet aan te tonen.

2.Overwegingen

2.1.
In dit geschil dient de rechtbank te beoordelen of de heffingsambtenaar terecht het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend.
2.2.
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 6:8 Awb aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verschoonbaar is. Dan laat het bestuursorgaan op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkheidverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
2.3.
De rechtbank stelt vast dat de WOZ-beschikking als dagtekening 25 februari 2022 heeft. Gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting gesteld dat belanghebbende de beschikking van 25 februari 2022 niet heeft ontvangen en dat belanghebbende pas bij ontvangst van de beschikking van 25 februari 2023, met daarop de aanslagregel forensenbelasting voor het jaar 2022, bekend is geworden met de beschikte waarde van de woning in belastingjaar 2022.
2.4.
De rechtbank heeft daarop het onderzoek geschorst en de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat belanghebbende het aanslagbiljet eerder heeft ontvangen. De heffingsambtenaar heeft vervolgens een betaalbewijs aangeleverd, waaruit blijkt dat belanghebbende het totaalbedrag van het aanslagbiljet in twee termijnen, op 1 april respectievelijk 18 mei 2022, heeft voldaan. Uit deze betalingen maakt de rechtbank op dat belanghebbende de aanslag wel degelijk in 2022 heeft ontvangen en niet pas kennis heeft genomen van de WOZ-waarde bij ontvangst van de beschikking ten aanzien van de forensenbelasting gedateerd op 25 februari 2023, zoals gemachtigde van belanghebbende ter zitting heeft gesteld.
2.5.
Van andere feiten en omstandigheden die een overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar maken, is zowel in de bezwaarfase als in het beroepschrift niet gebleken.

3.Conclusie en gevolgen

3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarmee is het beroep ongegrond.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds rechter, in aanwezigheid van R.P.H. Bukkems, griffier, op 21 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.