ECLI:NL:RBZWB:2025:714

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
C/02/426049 / FA RK 24-3983
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag over minderjarige en plaatsing bij oom in Frankrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 februari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezag over een minderjarige, geboren in 2008. De vrouw, die het eenhoofdig gezag over de minderjarige heeft, en de oom, die in Frankrijk woont, hebben gezamenlijk verzocht om het gezag over de minderjarige te delen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek toe te wijzen, gezien de nauwe persoonlijke band tussen de oom en de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet in staat is om de juiste zorg voor de minderjarige te bieden en dat de plaatsing bij de oom in Frankrijk in het belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat het gezag voortaan aan de vrouw en de oom gezamenlijk toekomt, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is genomen in het belang van de ontwikkeling van de minderjarige, zodat hij de nodige zorg en ondersteuning kan ontvangen in Frankrijk.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/426049 / FA RK 24-3983
datum uitspraak: 10 februari 2025
beschikking over gezag
in de zaak van
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. H. Mink in Oost-Souburg,
en
[de oom] ,
hierna: de oom,
wonende in [woonplaats 2] , Frankrijk,
advocaat: mr. H. Mink in Oost-Souburg,
over de minderjarige:
-
[minderjarige],geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2008.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.
Informant in deze procedure is:
d
e William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd in Amsterdam.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zit het volgende stuk:
- het op 26 augustus 2024 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 5 december 2024. Bij die behandeling is gekomen de oom, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Franse taal. Ook waren aanwezig een vertegenwoordigster namens de GI en een vertegenwoordigster namens de Raad. De vrouw is juist opgeroepen, maar is niet gekomen.
1.3
[minderjarige] heeft de mogelijkheid gekregen om te zeggen wat hij van het verzoek vindt, maar hij heeft daar geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1
De vrouw is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
Bij beschikking van 26 juli 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 26 juli 2023 en tot 26 juli 2024.
2.3
Bij beschikking van 1 februari 2024 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 1 februari 2024 en tot 6 mei 2024, onder aanhouding van het restant van het verzoek.
2.4
Bij beschikking van 3 mei 2024 is het restant van het verzoek van de GI afgewezen.
2.5
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.

3.Het verzoek en de standpunten

3.1
De vrouw en de oom verzoeken bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat zij beiden worden belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
3.2
Op de standpunten wordt, voor zover nodig om het verzoek te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

De standpunten
4.1
Door en namens de vrouw en de oom wordt in het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling net navolgende aangevoerd. De vrouw is belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] . [minderjarige] heeft geen contact met zijn biologische vader. De biologische vader van [minderjarige] is in het geheel niet in beeld. De oom is familie van vaders kant en hij heeft intensief contact met [minderjarige] . Uit de procedure omtrent de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing is gebleken dat plaatsing van [minderjarige] bij zijn oom in Frankrijk het beste voor hem is. Ook de kinderrechter in deze procedure heeft aangegeven dat het in het belang van [minderjarige] zou zijn als hij bij zijn oom in Frankrijk gaat wonen. Er is ingezet op plaatsing van [minderjarige] in Frankrijk maar dit is niet makkelijk omdat de oom geen gezag over hem heeft en niets kan regelen rondom school en dergelijke. Er is contact geweest met de Centrale Autoriteit en die heeft aangegeven dat het helpend zal zijn als de oom met het gezag over [minderjarige] is belast. Er is sprake van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de oom en [minderjarige] . De oom is al vanaf de geboorte van [minderjarige] bij hem betrokken. Zij bellen iedere dag met elkaar. De oom koopt allerlei spullen voor [minderjarige] zoals kleding en schoenen maar ook spelletjes. [minderjarige] noemt de oom ‘papa’. De oom zorgt ervoor dat [minderjarige] zijn medicijnen inneemt. [minderjarige] verblijft ook iedere vakantie bij de oom en zijn gezin in Frankrijk. Hij geniet enorm van de tijd dat hij bij zijn oom is. Afgelopen zomer zijn ze samen naar Ibiza op vakantie geweest. De oom is ZZP-er en hij kan de zorg voor [minderjarige] samen met zijn vrouw, die in de zorg werkt, op zich nemen. [minderjarige] geeft aan de oom aan dat hij niet kan wachten tot hij in Frankrijk woont. Ook de oom wil graag dat [minderjarige] bij hem komt wonen. Hij houdt van hem alsof het zijn eigen zoon is. Met de vrouw, de moeder van [minderjarige] , heeft de oom nauwelijks contact meer. Sinds zij allerlei problemen heeft is hun relatie vertroebeld. Wel verwacht de oom dat als hij mede met het gezag over [minderjarige] zal zijn belast, zij wel in staat zullen zijn om samen beslissingen te nemen over hem. Het is ook de wens van de vrouw dat de oom met het gezag over [minderjarige] zal zijn belast en dat hij bij de oom in Frankrijk komt wonen. De vrouw ziet in dat zij [minderjarige] geen stabiele opvoedsituatie kan bieden en dat het voor hem het beste is dat hij bij zijn oom in Frankrijk gaat wonen.
4.2
De GI verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat er zorgen zijn rondom [minderjarige] in de thuissituatie bij de vrouw. De vrouw is onvoldoende beschikbaar om [minderjarige] de juiste zorg te bieden. Het zijn vooral de broers en zussen van [minderjarige] die zaken voor hem goed willen regelen. De vrouw accepteert mondjesmaat hulpverlening. Het klopt dat wordt ingezet op plaatsing van [minderjarige] bij de oom in Frankrijk. Een eerdere plaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder is niet goed verlopen. Eigenlijk zou hij in een multicultureel gezinshuis geplaatst moeten worden maar daar is geen plek voor hem. De GI heeft er voor gekozen om [minderjarige] weer terug bij zijn moeder te plaatsen. Het netwerk speelt daarbij een grote ondersteunende rol. [minderjarige] kan niet naar een normale school. Hij heeft veel begeleiding en zorg nodig. Als [minderjarige] in Frankrijk woont moet er een speciale school voor hem gezocht worden. Ook moet hij nog Frans leren praten want hij kent maar een aantal woordjes. Verder is het belangrijk dat er dagbesteding voor hem gezocht gaat worden. De GI maakt zich daar nog wel zorgen over omdat dat niet zomaar geregeld is. De GI twijfelt niet aan de liefde die de oom en zijn gezin aan [minderjarige] geven. Dat zit wel goed. Maar als [minderjarige] nu direct naar Frankrijk zou vertrekken dan zou hij nog geen dagbesteding hebben, terwijl hij nu momenteel wel op zijn plek zit op de dagbesteding bij [plaats] . De GI heeft [minderjarige] aangemeld voor een nieuw psychologisch onderzoek. Dat is een proces dat heel stroperig verloopt. De GI heeft in mei 2024 contact gehad met de Centrale Autoriteit om de plaatsing van [minderjarige] in Frankrijk in gang te zetten. De Centrale Autoriteit heeft geadviseerd de oom mede met het gezag over [minderjarige] te belasten. De GI kan zich daarin vinden. De GI staat dan ook achter het verzoek van de oom en de vrouw om de oom mede met het gezag over [minderjarige] te belasten. Het is noodzakelijk dat de oom juridisch de mogelijkheid krijgt om dingen te regelen voor [minderjarige] , met het oog op de plaatsing in Frankrijk. Zodra de oom mede met het gezag over [minderjarige] is belast kan hij contact opnemen met het Maatschappelijk Werk in Frankrijk en verdere instanties om de plaatsing van [minderjarige] verder vorm te gaan geven. De GI maakt zich nog wel zorgen over de samenwerking tussen de oom en de vrouw. Zij zullen straks gezamenlijk beslissingen over [minderjarige] moeten nemen. Communiceren met de vrouw is voor iedereen ingewikkeld omdat de vrouw wantrouwend is richting iedereen. [naam] , de meerderjarige dochter van de vrouw, fungeert als contactpersoon voor de vrouw en zal dus ook een rol gaan spelen in de communicatie tussen de oom en de vrouw. De oom en zijn gezin zijn zo enthousiast over het feit dat [minderjarige] bij hen in Frankrijk komt wonen dat [minderjarige] denkt dat hij na vandaag al gelijk naar Frankrijk gaat verhuizen. Hierin moeten ze nog wel wat geremd worden. De GI erkent dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de oom en [minderjarige] .
4.3
De Raad verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat de Raad adviseert het verzoek toe te wijzen. Het is in het belang van [minderjarige] dat de oom mede met het gezag over hem wordt belast zodat de plaatsing van [minderjarige] bij de oom in Frankrijk verder in gang kan worden gezet en de oom de noodzakelijke stappen daartoe kan nemen. De Raad maakt zich wel zorgen over de communicatie tussen de oom en de vrouw over belangrijke gebeurtenissen ten aanzien van [minderjarige] . De Raad merkt op dat het belangrijk is dat daar binnen de ondertoezichtstelling op wordt ingezet en dat daar afspraken over worden gemaakt.
De inhoudelijke beoordeling
4.4
De Nederlandse rechter is bevoegd van het verzoek kennis te nemen, omdat [minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Omdat de Nederlandse rechter bevoegd is, is op het verzoek het Nederlands recht van toepassing.
4.5
In artikel 1:253t lid 1 van het Burgerlijk Wetboek staat dat de rechtbank, indien het gezag over een kind bij één der ouders berust, op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind kan belasten.
4.6
Ingevolge artikel 1:253t lid 3 BW wordt het verzoek afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van de andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd. Uit de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is hiervan niet gebleken. De biologische vader van [minderjarige] is op geen enkele wijze bij [minderjarige] betrokken. Tussen de oom en [minderjarige] is sprake van een nauwe persoonlijke betrekking. De oom is al sinds de geboorte van [minderjarige] betrokken in diens leven en [minderjarige] ziet hem als zijn eigen vader. De oom is inmiddels een bekend en vertrouwd persoon voor [minderjarige] en is ook op de hoogte van zijn specifieke behoeftes. [minderjarige] verblijft gedurende iedere schoolvakantie bij de oom en zijn gezin in Frankrijk. Volgens de jeugdbeschermer is [minderjarige] graag bij zijn oom. Gebleken is dat de vrouw [minderjarige] niet de opvoedsituatie kan bieden die hij nodig heeft en dat wordt ingezet op plaatsing van [minderjarige] bij de oom in Frankrijk. Daarvoor is het naar de oordeel van de rechtbank noodzakelijk dat de oom (mede) wordt belast met het gezag over [minderjarige] zodat de oom de noodzakelijke stappen kan nemen voor deze plaatsing en de voor [minderjarige] noodzakelijke hulpverlening kan aanvragen. Nu het in het belang van [minderjarige] is dat de oom ook met het gezag over hem wordt belast zal de rechtbank het verzoek, gelet ook op het positieve advies van de Raad daaromtrent, toewijzen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.7
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
bepaalt dat het gezag over [minderjarige] voortaan aan de oom en de vrouw gezamenlijk toekomt;
5.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2025 in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.