ECLI:NL:RBZWB:2025:7155

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
02-341112-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt in een pand met hennepkwekerij

Op 23 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van hennepteelt. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 9 oktober 2025, waar de officier van justitie, W. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte werd aangetroffen in een pand waar hennepplanten en -stekken werden geteeld, met vingerafdrukken en DNA-sporen die aan hem konden worden gekoppeld. De verdediging betwistte de betrokkenheid van de verdachte, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en -stekken. De rechtbank hield rekening met het tijdsverloop van de zaak en de overschrijding van de redelijke termijn, wat leidde tot de beslissing om geen straf op te leggen. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig zonder oplegging van straf of maatregel, op basis van de artikelen 9a, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-341112-21
vonnis van de meervoudige kamer van 23 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsvrouw mr. D. Marcus, advocaat te Goirle

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 oktober 2025, waarbij de officier van justitie, W. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 9 oktober 2025.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt, dan wel medeplichtig daaraan is geweest.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte is in het pand aangetroffen waar hennepplanten en -stekken werden geteeld. Ook zijn de vingerafdrukken van verdachte aangetroffen op de binnenzijde van de deur die naar de kweekruimten leidt en is het DNA van verdachte aangetroffen op een Nokia die in een van de kweekruimten lag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken. Er is geen enkel bewijs dat verdachte betrokkenheid had bij de hennepkwekerij. Er is enkel een DNA-match met speeksel op een telefoon. Dit betreft een verplaatsbaar object, zodat ook daaruit geen betrokkenheid kan worden afgeleid.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte samen met [medeverdachte 1] op 20 januari 2017 is aangetroffen in een pand aan [adres] in [woonplaats]. In dit pand waren een hennepkwekerij en -stekkerij aanwezig. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte hier betrokkenheid bij heeft gehad en zo ja, hoe dit moet worden gekwalificeerd.
Verdachte heeft zich eerder beroepen op zijn zwijgrecht en pas ter terechtzitting een verklaring afgelegd. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in het pand was om pallets te zagen en de [medeverdachte 1] daarbij te helpen. Naar eigen zeggen wist hij niet dat er in het pand een hennepkwekerij en -stekkerij zaten. Verdachte zou enkel in de voorste ruimte zijn geweest. De deur die naar de kweekruimten leidde, zat op slot en verdachte beschikte niet over een sleutel.
In de kweekruimten zijn diverse sporen aangetroffen die zijn onderzocht. Zowel aan de binnenzijde van de deur die leidt naar de kweekruimten als op een Nokia telefoon die is aangetroffen in kweekruimte 2 zijn sporen van verdachte aangetroffen. Op de deur was dit een vingerafdruk en op de Nokia was dit DNA in de vorm van speeksel.
Verdachte heeft over de vingerafdruk verklaard dat hij de deur wellicht heeft aangeraakt om pallets te pakken. Deze stonden tegen de deur. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring niet kan kloppen, nu de vingerafdruk op de binnenkant van de deur zat en niet aan de buitenkant. Met betrekking tot zijn DNA op de Nokia heeft verdachte verklaard dat het kan dat hij met de telefoon van een ander heeft gebeld. Het is echter bij deze enkele stelling gebleven, verdachte heeft nagelaten hier handen en voeten aan te geven.
De rechtbank is gelet op het voornoemde van oordeel dat de vingerafdruk aan de binnenzijde van de toegangsdeur naar de kweekruimten erop wijst dat verdachte niet alleen in de voorste ruimte is geweest, maar ook in de achterste ruimte waarin zich de kweekruimten bevonden. Dit wordt bevestigd door de aanwezigheid van zijn DNA op de in een kweekruimte aangetroffen Nokia.
Daarnaast acht de rechtbank het niet aannemelijk dat een organisatie onbekende en onwetende personen zelfstandig aan het werk zou laten in een pand waarin zich een grote hoeveelheid aan hennepplanten en stekken bevindt.
Verdachte had gelet hierop wetenschap van en beschikkingsmacht over de hennep en hennepstekken in de kweekruimten. Nu de exacte rol van verdachte niet kan worden vastgesteld, kan het telen niet worden bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Wel is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van de hennepplanten en hennepstekken, zoals primair ten laste is gelegd.
De rechtbank zal de pleegperiode beperken tot de dag van aanhouding, 20 januari 2017. Zij acht onvoldoende bewijs aanwezig om vast te kunnen stellen dat verdachte eerder betrokken is geweest bij deze kwekerij en -stekkerij.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
op 20 januari 2017 te [woonplaats], tezamen en in vereniging met anderen, in een pand aan [adres] opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten en hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, opzettelijk aanwezig heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van een jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep en hennepstekken. Hij was werkzaam in een pand met daarin een hennepkwekerij en -stekkerij. Het is een feit van algemene bekendheid dat de hennepteelt en de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit en andere ongewenste neveneffecten voor de maatschappij. Verdachte heeft door zo te handelen een bijdrage geleverd aan de instandhouding hiervan.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en met de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. In beginsel staat er voor een feit zoals gepleegd door verdachte en gelet op grootte van de aangetroffen hennepkwekerij en -stekkerij een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt echter rekening met het forse tijdsverloop in deze zaak. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De rechtbank stelt vast dat verdachte op 20 januari 2017 als verdachte is gehoord door de politie. Dat betekent dat de redelijke termijn met ruim zes en een half jaar is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke overschrijding van de redelijke termijn uitzonderlijk hoog is en zal hiermee in sterke mate rekening houden.
Daarnaast is artikel 63 Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing. Verdachte is in 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar voor andere zeer oude hennepfeiten. De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op het tijdsverloop, niet gezegd kan worden dat verdachte, indien het feit in onderhavige zaak op die zitting was meegenomen, een andere of hogere straf had gekregen dan hem in 2021 is opgelegd. Zij is gelet hierop van oordeel dat het niet opportuun is om verdachte thans nog een straf op te leggen, ook niet voorwaardelijk. De rechtbank zal toepassing geven aan het bepaalde in artikel 9a Sr en verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9a, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 oktober 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 september 2016 tot en met 20 januari 2017 te [woonplaats], tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, in een pand aan [adres] (telkens) opzettelijk een (grote) hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan bevattende hennep en/of hennepstekken, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II heeft geteeld en/of bewerkt en/of verwerkt en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad;
( art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer onbekend gebleven personen, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 september 2016 tot en met 20 januari 2017 te [woonplaats] met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk hebben/heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben/heeft gehad in een pand aan [adres] een (grote)
hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, bevattende hennep en/of hennepstekken, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 september 2016 tot en met 20 januari 2017 te [woonplaats], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of onbekend gebleven persoon/personen door toen en daar hennepplanten te knippen, althans hennep te oogsten en/of anderszins werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de verzorging en/of oogst van deze hennepplanten;
( art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )