ECLI:NL:RBZWB:2025:7187

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
02-200564-25; 02-155810-25 (gev. ttz); 02-180465-25 (gev. ttz); 02-194471-25 (gev. ttz); 02-185827-25 (gev. ttz); 01-091840-18 (TUL); 02-220034-24 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schennispleging en schending gebiedsverbod met oplegging ISD-maatregel

Op 24 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder tweemaal schennispleging en driemaal schending van een gebiedsverbod. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. B. Çiçek. Tijdens de zitting op 10 oktober 2025 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. E.A. Kool, en de verdediging besproken. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van een specifiek feit dat niet door voldoende bewijs werd ondersteund. De verdachte werd veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, omdat eerdere maatregelen niet effectief waren gebleken in het terugdringen van zijn recidive. De rechtbank concludeerde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was voor de bescherming van de maatschappij en om de verdachte de kans te bieden op gedragsverandering. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen werden afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel voldoende was.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02-200564-25; 02-155810-25 (gev. ttz); 02-180465-25 (gev. ttz); 02-194471-25 (gev. ttz); 02-185827-25 (gev. ttz); 01-091840-18 (TUL); 02-220034-24 (TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 oktober 2025
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedag] 1993
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres], [plaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [locatie]
raadsman mr. B. Çiçek, advocaat te Breda

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. E.A. Kool en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummers.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte tweemaal handelingen heeft verricht die aanstotelijk zijn voor de eerbaarheid en driemaal een gebiedsverbod heeft geschonden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen, behalve het op en neer bewegen van het geslachtsdeel van het feit onder parketnummer 02-200564-25. Dat wordt alleen door aangever benoemd en niet door een ander bewijsmiddel ondersteund.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Ook het op en neer bewegen van het geslachtsdeel van het feit onder parketnummer 02-200564-25. De bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering geldt slechts voor de gehele tenlastelegging/bewezenverklaring. Onderdelen mogen wel op een enkele getuigenverklaring berusten en de rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van aangever.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-200564-25
op 29 juni 2025 te Roosendaal opzettelijk in het openbaar, te weten aan de brugstraat een of meer handelingen die aanstotelijk waren voor de eerbaarheid heeft verricht, te weten het tonen van zijn geslachtsdeel en het vastpakken van zijn geslachtsdeel en het op en neer bewegen van zijn geslachtsdeel (ten overstaan van [aangever]);
02-155810-25
op 20 mei 2025 te Roosendaal opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk], krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Roosendaal, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode van 17 mei 2025 tot 17 augustus 2025 niet mocht bevinden in/op het centrumgebied van Roosendaal, aangegeven in de bijlage in voornoemd gebiedsverbod, immers heeft hij, verdachte, zich op 20 mei 2025 bevonden en/of begeven op de Rembrandtgallerij te Roosendaal;
02-180465-25
op 12 juni 2025 te Roosendaal opzettelijk in het openbaar, te weten aan de Bouvelard een of meer handelingen die aanstotelijk waren voor de eerbaarheid heeft verricht, door meermalen naar zijn kruis te grijpen en zijn geslachtsdeel uit zijn broek te halen;
02-194471-25
op 26 juni 2025 te Roosendaal, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk], krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Roosendaal, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode van 17 mei 2025 tot 17 augustus 2025 niet mocht bevinden in/op het centrumgebied van Roosendaal, aangegeven in de bijlage in voornoemd gebiedsverbod, immers heeft hij, verdachte, zich op 26 juni 2025 bevonden en/of begeven op de [straat] (ter hoogte van [huisnummer 1]) te Roosendaal;
02-185827-25
op 17 juni 2025 te Roosendaal opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk], krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Roosendaal, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode van 17 mei 2025 tot 17 augustus 2025 niet mocht bevinden in/op het centrumgebied van Roosendaal, aangegeven in de bijlage in voornoemd gebiedsverbod, immers heeft hij, verdachte, zich op 17 juni 2025 bevonden en/of begeven in de [straat] (ter hoogte van [huisnummer 2]) te Roosendaal.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn/haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (verder: ISD-maatregel) voor twee jaar. Aan de wettelijke vereisten daarvoor is voldaan en de reclassering heeft dit ook geadviseerd. Zij acht deze maatregel noodzakelijk voor beëindiging van de recidive van verdachte en de beveiliging van de maatschappij, nu ambulante behandeling niet meer mogelijk is.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft in de periode van 20 mei 2025 tot 29 juni 2025 vijf strafbare feiten gepleegd, te weten twee keer handelingen die aanstotelijk zijn voor de eerbaarheid en drie keer schending van een gebiedsverbod. Dergelijke feiten zorgen voor overlast, onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dit blijkt ook uit verschillende getuigenverklaringen en aangiftes in het dossier.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij recent meermalen is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten en dat aan verdachte in 2022 een ISD-maatregel is opgelegd. In haar advies van 26 augustus 2025 over verdachte concludeert de reclassering naar aanleiding van de vele mutaties dat sprake is van een delictpatroon en het recidiverisico hoog is. Er is sprake van problematiek op alle leefgebieden. Gedurende de afgelopen jaren zijn er meerdere forensische en vrijwillige trajecten ingezet om te komen tot gedragsverandering en stabiliteit. Vrijwel alle trajecten werden voortijdig afgebroken, doordat verdachte zich niet hield aan de regels, afspraken en voorwaarden. Binnen het kader van de opgelegde ISD-maatregel in 2023 is toegewerkt naar een beschermde woonvorm, maar na twee dagen pleegde verdachte een winkeldiefstal waardoor hij teruggeplaatst werd naar de Penitentiaire Inrichting (hierna P.I.). Verdachte kreeg een tweede kans, maar viel terug in het gebruik van alcohol en overtrad de huisregels op de dag van plaatsing. Hierna is verdachte teruggeplaatst naar de P.I. en heeft hij de verdere ISD-maatregel intramuraal uitgezeten. Of er sprake is van persoonlijkheidsproblematiek is tijdens de verdiepingsdiagnostiek niet duidelijk geworden door het toestandsbeeld van verdachte en zijn intelligentieniveau. Niet alleen gelet op het voorgaande, maar ook door het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats is ambulante behandeling niet werkbaar. Gezien de voortdurende overlastgevende criminaliteit in combinatie met het hoge recidiverisico is de reclassering van mening dat de enige manier om deze overlast tegen te gaan het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD- maatregel is. Deze maatregel kan verdachte tevens de kans bieden om gebruik te maken van de mogelijkheden die de ISD-maatregel kan bieden. Daarbij zal een uitgebreid persoonlijkheidsonderzoek richting geven aan het plan van aanpak.
ISD-maatregel
Formele eisen
Aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt de wet een aantal eisen. De rechtbank stelt vast dat aan die eisen wordt voldaan. Immers, op de door verdachte begane schennisplegingen is voorlopige hechtenis toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld. De feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Voorts moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Tot slot is voldaan aan de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers nu over een periode van vijf jaren meer dan tien processen-verbaal tegen verdachte zijn opgemaakt, waarvan tenminste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijf.
Conclusie rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het opnieuw opleggen van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders wenselijk en noodzakelijk is. Verdachte recidiveert nog steeds veelvuldig. Andere of lichtere sancties en interventies met behandel- en begeleidingstrajecten in het kader van reclasseringstoezicht en zelfs een eerdere ISD-maatregel zijn onvoldoende effectief gebleken om het recidiverisico terug te dringen. Vanuit de aangevraagde verdiepingsdiagnostiek is niet duidelijk geworden of er sprake is van persoonlijkheidsproblematiek. De psycholoog die eerder verdiepingsdiagnostiek heeft verricht, heeft geadviseerd verdachte te plaatsen in een forensische beschermde wooninstelling met specifieke expertise op het gebied van licht verstandelijke beperking (hierna LVB) en daarbij aanvullende ambulante behandeling in te zetten. Uit het reclasseringsrapport en de toelichting van de reclasseringsdeskundige ter zitting blijkt echter dat dit niet mogelijk is, aangezien er geen diagnostisch onderzoek is gedaan waardoor verdachte niet in een woonvorm met LVB expertise geplaatst kan worden.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen andere of lichtere sancties en interventies mogelijk zijn om het recidiverende gedrag van verdachte te stoppen. De beperkingen van verdachte staan hieraan in de weg. Bovendien heeft verdachte op zitting verklaard in te zien problemen met alcoholverslaving te hebben. Hij wil hieraan werken, want hij schaamt zich voor het gedrag dat hij vertoont als hij dronken is. De ISD-maatregel geeft hem hiertoe de mogelijkheid. Mocht gedragsverandering en daarmee beperking van het risico op recidive onverhoopt niet slagen, strekt de ISD-maatregel in ieder geval tot bescherming van de maatschappij.

7.De vordering tenuitvoerlegging

Op zitting heeft de officier van justitie gevorderd haar eerdere schriftelijke vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen wanneer de rechtbank haar eis tot oplegging van de ISD-maatregel volgt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kunnen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit niet opportuun is omdat zij aan verdachte de tweejarige ISD-maatregel oplegt. Daarom zullen de vorderingen worden afgewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57, 184 en 254b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-200564-25:opzettelijk in het openbaar handelingen die aanstotelijk zijn voor de eerbaarheid verrichten;
02-155810-25:niet voldoen aan ambtelijk bevel of vordering, ambtenaar met toezicht belast;
02-180465-25:opzettelijk in het openbaar handelingen die aanstotelijk zijn voor de eerbaarheid verrichten;
02-194471-25:niet voldoen aan ambtelijk bevel of vordering, ambtenaar met toezicht belast;
02-185827-25:niet voldoen aan ambtelijk bevel of vordering, ambtenaar met toezicht belast;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
- wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging onder de parketnummers 01-091840-18 en 02-220034-24.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, en mr. L.W. Louwerse en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.E. van Wijk, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 24 oktober 2025.
Mr. L.W. Louwerse is niet staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
02-200564-25
hij op of omstreeks 29 juni 2025 te Roosendaal opzettelijk in het openbaar, te weten aan de brugstraat een of meer handelingen die aanstotelijk waren voor de eerbaarheid heeft verricht, te weten het tonen van zijn geslachtsdeel en/of het vastpakken van zijn geslachtsdeel en/of het op en neer bewegen van zijn geslachtsdeel (ten overstaan van [aangever]);
( art 254b Wetboek van Strafrecht )
02-155810-25
hij op of omstreeks 20 mei 2025 te Roosendaal opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk], krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Roosendaal, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode van 17 mei 2025 tot 17 augustus 2025 niet mocht bevinden in/op het centrumgebied van Roosendaal, aangegeven in de bijlage in voornoemd gebiedsverbod, immers heeft hij, verdachte, zich op 20 mei 2025 bevonden en/of begeven op de Rembrandtgallerij te Roosendaal, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied;
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
02-180465-25
hij op of omstreeks 12 juni 2025 te Roosendaal opzettelijk in het openbaar, te weten aan de Bouvelard een of meer handelingen die aanstotelijk waren voor de eerbaarheid heeft verricht, door meermalen naar zijn kruis te grijpen en/of zijn geslachtsdeel uit zijn broek te halen;
( art 254b Wetboek van Strafrecht )
02-194471-25
hij op of omstreeks 26 juni 2025 te Roosendaal,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk], krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Roosendaal, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode van 17 mei 2025 tot 17 augustus 2025 niet mocht bevinden in/op het centrumgebied van Roosendaal, aangegeven in de bijlage in voornoemd gebiedsverbod, immers heeft hij, verdachte, zich op 26 juni 2025 bevonden en/of begeven op de [straat] (ter hoogte van [huisnummer 1]) te Roosendaal, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied;
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
02-185827-25
hij op of omstreeks 17 juni 2025 te Roosendaal
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, [kenmerk], krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Roosendaal, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode van 17 mei 2025 tot 17 augustus 2025 niet mocht bevinden in/op het centrumgebied van Roosendaal, aangegeven in de bijlage in voornoemd gebiedsverbod, immers heeft hij, verdachte, zich op 17 juni 2025 bevonden en/of begeven in de [straat] (ter hoogte van [huisnummer 2]) te Roosendaal, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied;
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )