ECLI:NL:RBZWB:2025:7191

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 24/7637 en 24/7638
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren inzake bijstandsuitkering en medische kosten

Op 23 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 24/7637 en 24/7638, waarbij de bezwaren van eiser tegen besluiten van het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren niet-ontvankelijk zijn verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor medische cannabis en de terugvordering van zijn bijstandsuitkering. Orionis stelde dat de bezwaargronden niet tijdig waren ingediend, wat eiser betwistte. De rechtbank oordeelde dat Orionis terecht de bezwaren niet-ontvankelijk had verklaard, omdat eiser geen gronden had ingediend binnen de gestelde termijn. De rechtbank benadrukte dat de gemachtigde van eiser, een professionele rechtshulpverlener, verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van de bezwaargronden en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de besluiten van Orionis in stand blijven en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 24/7637 en 24/7638 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2025 in de zaken tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. W.R. Aerts),
en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het niet-ontvankelijk verklaren van de bezwaren van eiser van 4 juli 2024. De bezwaren van eiser zijn niet ontvankelijk verklaard omdat eiser volgens Orionis de bezwaargronden niet tijdig heeft ingediend. Eiser is het daar niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of Orionis de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat Orionis terecht de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Orionis heeft met de bestreden besluiten van 24 september 2024 de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van gronden.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van Orionis, [naam 1] en [naam 2]. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming bestreden besluit

3. Eiser ontvangt een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet.
3.1.
Op 23 mei 2024 (primair besluit I) heeft Orionis de aanvraag van eiser voor bijzondere bijstand voor de kosten van medische cannabis afgewezen. Daarnaast heeft Orionis op 25 juni 2024 (primair besluit II) de bijstandsuitkering van eiser tot een bedrag van € 7.478,46 teruggevorderd vanwege een ontvangen erfenis. Op 4 juli 2024 heeft eiser tegen beide besluiten bezwaar gemaakt.
3.2.
In de ontvangstbevestigingen van 10 en 11 juli 2024 heeft Orionis de gemachtigde van eiser verzocht om toezending van de gronden. Daarbij is een termijn gegeven tot 2 augustus 2024, met de mededeling dat bij uitblijven van een reactie de bezwaren niet-ontvankelijk worden verklaard. Hierop heeft Orionis geen reactie ontvangen.
3.3.
Op 21 augustus 2024 heeft Orionis een e-mail gestuurd naar het (algemene) e-mailadres van het kantoor van de gemachtigde van eiser. In de e-mail wordt gevraagd om voor 28 augustus 2024 te laten weten of de gronden nog worden aangevuld. Daarbij is vermeld dat bij geen reactie Orionis ervan uitgaat dat de gemachtigde van eiser geen gronden van bezwaar meer wil indienen. Ook hierop heeft Orionis geen reactie ontvangen.
3.4.
Op 30 augustus 2024 heeft Orionis telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van eiser, waarbij is gesproken over indiening van de bezwaargronden. In de e-mail van 2 september 2024 aan de gemachtigde van eiser heeft Orionis gerefereerd aan dit gesprek en verzocht om voor 21 september 2024 de gronden in te dienen.
3.5.
Met het bestreden besluit van 24 september 2024 heeft Orionis de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
3.6.
De gronden van het bezwaar heeft de gemachtigde van eiser alsnog bij Orionis ingediend op 30 september 2024.
Beroepsgronden
4. De gemachtigde van eiser voert aan dat in het telefoongesprek van 30 augustus 2024 niet een termijn is afgesproken tot 21 september 2024, maar uiterlijk 30 september 2024 voor het indienen van de bezwaargronden. Ter zitting heeft de gemachtigde gesteld dat in zijn agenda op 30 september 2024 deze zaken stonden genoteerd voor het indienen van de gronden. De gemachtigde voert aan dat hij op vakantie was van 31 augustus 2024 tot en met 15 september 2024. Verder stelt de gemachtigde van eiser dat Orionis het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden door de bezwaren niet-ontvankelijk te verklaren, zonder in de laatste e-mail aan te geven dat de genoemde termijn een fatale termijn is. Tot slot worden beroepsgronden aangevoerd die gericht zijn tegen de inhoud van de primaire besluiten.
Wettelijk kader
5. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid van het beroep
6. Orionis verzoekt de rechtbank het beroep in de zaak 24/7638 niet-ontvankelijk te verklaren. In het verweerschrift heeft Orionis verwezen naar een e-mail van de gemachtigde van eiser van 30 september 2024, waarin hij aangeeft het bezwaar tegen het besluit van 23 mei 2024 in te trekken. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden welk bezwaar de gemachtigde van eiser hiermee heeft willen intrekken. Uit de dossiers en de verklaringen ter zitting volgt dat er meerdere bezwaarschriften door de gemachtigde namens eiser zijn ingediend tegen meerdere besluiten. In de voorliggende zaken heeft Orionis met besluiten van 24 september 2024 op de bezwaren van eiser beslist. Aan een intrekking van het bezwaar nadat daarop is beslist, komt geen betekenis toe. [1] Het beroep is ontvankelijk.
Beoordeling van de bestreden besluiten
7. In artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geregeld waaraan een bezwaar- of beroepschrift ten minste moet voldoen. Ingevolge het eerste lid, onder d, van dit artikel geldt dat het bezwaarschrift de gronden van bezwaar moet bevatten. Op grond van artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 en de indiener de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
7.1.
Vaststaat dat de bezwaarschriften van 4 juli 2024 geen gronden bevatten. De gemachtigde van eiser erkent dat hij geen gronden heeft ingediend, nadat daarom is verzocht in de ontvangstbevestigingen van 10 en 11 juli 2024 en de e-mail van 21 augustus 2024. Deze berichten heeft hij over het hoofd gezien. Na telefonisch contact heeft Orionis in de e-mail van 2 september 2024 aan de gemachtigde een termijn verleend voor indiening van de bezwaargronden tot 21 september 2024.
De rechtbank is van oordeel dat de gemachtigde met de verwijzing naar zijn eigen agenda niet heeft onderbouwd dat in het telefoongesprek van 30 augustus 2024 een andere termijn (uiterlijk 30 september 2024) is afgesproken. Het argument van de gemachtigde dat de termijn van 21 september 2024 niet kan zijn afgesproken omdat dit te kort op zijn vakantie is, volgt de rechtbank niet. De gemachtigde stelt namelijk dat zijn vakantie duurde tot 15 september 2024 zodat het mogelijk was om voor 21 september 2024 de gronden in te dienen van de bezwaarschriften van 4 juli 2024. Daarbij betrekt de rechtbank dat ook niet is gereageerd op de e-mail van 2 september 2024 waarin de termijn van 21 september 2024 is vermeld; niet door de waarnemer van de gemachtigde tijdens zijn gestelde vakantie, evenmin door gemachtigde zelf na terugkeer van zijn gestelde vakantie. Dit had wel op de weg van de gemachtigde gelegen, als hij in de veronderstelling was dat een andere termijn was afgesproken.
De rechtbank gaat er daarom van uit van de termijn voor indiening van de gronden eindigde op 21 september 2024. Binnen die termijn heeft Orionis van de gemachtigde van eiser geen bezwaargronden ontvangen.
7.2.
De beroepsgrond van eiser dat niet-ontvankelijkverklaring achterwege moet blijven omdat in de e-mail van 2 september 2024 niet is benoemd dat de termijn een fatale termijn is, slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet.
Anders dan in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 juli 2020 [2] werd eiser in dit geval tijdens de bezwaarfase bijgestaan door een professionele rechtshulpverlener. Vanwege de professionaliteit die in geval van beroepsmatig handelen mag worden verwacht, ligt de lat hier hoger dan bij individuele burgers. Van een professionele rechtshulpverlener, zoals gemachtigde, mag worden verwacht dat hij de termijnen bewaakt en zo nodig om (extra) uitstel verzoekt. Ook mag worden verondersteld dat een professionele rechtshulpverlener bewust is van het risico dat het niet (tijdig) indienen van bezwaargronden niet-ontvankelijkverklaring tot gevolg kan hebben, te meer nu daar in dit geval op is gewezen in de ontvangstbevestigingen van Orionis. Daarnaast ligt het op de weg van de gemachtigde om zorg te dragen voor waarneming van zijn praktijk tijdens zijn afwezigheid. Een termijnoverschrijding of ander verzuim zal om die reden doorgaans niet verschoonbaar zijn, tenzij sprake is (geweest) van (heel) bijzondere persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de professionele rechtshulpverlener zelf. [3] Van dergelijke bijzondere omstandigheden is hier niet gebleken. Orionis heeft de gemachtigde voldoende gelegenheid geboden om de bezwaargronden in te dienen. Hoewel de rechtbank oog heeft voor het belang van eiser bij een inhoudelijke behandeling van zijn bezwaren, geldt in dit geval dat het handelen van zijn gemachtigde voor zijn risico komt.
7.3.
De rechtbank concludeert dat Orionis de bezwaren van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de besluiten van Orionis, waarbij de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk zijn verklaard, in stand blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 23 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d
1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
de gronden van het bezwaar of beroep.
Artikel 6:6, aanhef en onder a
Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 6:21, eerste lid
1. Het bezwaar of beroep kan schriftelijk worden ingetrokken.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 28 mei 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AF9225.
3.Vergelijk de uitspraak van de CRvB van 12 maart 2025, ECLI:NL:CRVB:374.