Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor zijn bromfiets. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn zittingsvertegenwoordiger, mr. O. El-Hagoug, heeft het standpunt van de betrokkene toegelicht.
De betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder twee herseninfarcten en een periode van ziekenhuisopname en revalidatie. De zittingsvertegenwoordiger verzocht om gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep en matiging van de boete. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot € 105,00, en de beslissing van de officier van justitie te wijzigen. De betrokkene heeft recht op terugbetaling van het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.