ECLI:NL:RBZWB:2025:7196

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
11336030 \ MB VERZ 24-757
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete wegens overschrijding van de redelijke termijn en schending van de hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Bredasebaan (A58) te Rucphen op 25 juli 2023. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar werd de zaak behandeld door de zittingsvertegenwoordiger, mr. O. El-Hagoug.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn van berechting was overschreden, aangezien de procedure meer dan twee jaar had geduurd. Dit leidde tot een matiging van de boete met 25%.

Daarnaast werd vastgesteld dat de officier van justitie de betrokkene en zijn gemachtigde niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat een schending van de hoorplicht betekende. Dit resulteerde in een gedeeltelijk gegrond beroep, waarbij de kantonrechter de boete nogmaals matigde met 25% en de beslissing van de officier van justitie wijzigde. De kantonrechter droeg de officier van justitie op om het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene terug te betalen en kende een proceskostenvergoeding toe. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 11336030 \ MB VERZ 24-757
CJIB-nummer: [cjib-nummer]
uitspraakdatum: 6 augustus 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna : betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 6 augustus 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. O. El-Hagoug (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Bredasebaan (A58) te Rucphen op 25 juli 2023 om 16:50 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Betrokkene heeft op 25 juli 2023 de inleidende beschikking ontvangen. In Wahv-zaken wordt de dagtekening van de inleidende beschikking als aanvangsdatum voor de redelijke termijn van berechting gehanteerd of, wanneer er staande is gehouden, dat moment. Gezien er twee jaar is verstreken is de redelijke termijn van berechting overschreden. Tevens is het overschrijden van de redelijke termijn op geen enkele manier aan de betrokkene dan wel de gemachtigde toe te rekenen. Gelet op het bovenstaande verzoekt gemachtigde de sanctie te matigen met 25%. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Betrokkene is bij de officier van justitie niet de gelegenheid geboden om gehoord te worden. Vanwege deze schending van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de boete te matigen met 25%. Voorts is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete nogmaals te matigen met 25%.

Overwegingen

InhoudelijkDe kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Dit wordt door betrokkene ook niet betwist. De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete. In dit geval is de boete opgelegd op 25 juli 2023 en is de redelijke termijn dus met ruim een week overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, via een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de gemachtigde en betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is een schending van de hoorplicht, die volgens vaste rechtspraak moet leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Dat aan de gemachtigde de mogelijkheid is geboden van een extra schriftelijke ronde, in plaats van een (telefonische) hoorzitting, maakt dat niet anders.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet hierin ook reden om de boete nogmaals te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht in zaken waarin een betrokkene zich laat bijstaan door een professioneel gemachtigde, die ook na 1 oktober 2023 is blijven voortduren in een groot aantal (oude) zaken (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2025:2852).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
ProceskostenvergoedingOok zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
€ 777,00
vermenigvuldigingsfactor artikel 13a, lid 2, Wahv: x 0,25 = € 194,25

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 213,75, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 166,25, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 194,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: